Naar inhoud springen

Pagina:Gezelle, Laatste verzen (1901).pdf/13

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
En was nie' meer als 't bladtjen ook
     geen water
Mijn ziele was dat bladtjen; en
     dat water
Het klinken van twee harpen wa'
     dat water
En blinkend in de blauwte en in
     dat water
Zoo lag ik in den Hemel van
     dat water
Den blauwen blijden Hemel van
     dat water
En 't viel ne keer een bladtjen op
     het water
En 't lag ne keer een bladtjen op
     het water.

Roux St. Leo, 59.