Naar inhoud springen

Pagina:Gezelle, Laatste verzen (1901).pdf/56

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
"‘k Zie-'t!" zoo piept gij; ziet gij, binnen
deze borst, mij iet beminnen,
  haten, willen, wenschen iet,
  blijdschap hebben en verdriet?

"‘k Zie-'t!" uw roepwoord doet mij delven
diepe in ‘t diepste diep mijns zelven,
  en ontdekken daar ‘t bedied
  van uw eeuwig zeggen "‘k zie-'t!"

Een daar is, die aan de leeuwen
‘t leven gaf, en aan de spreeuwen,
  een die, vrij van al ‘t verdriet,
  hooge zit en verre ziet.

Een... Hij zit in zijnen torre,
zonder schaaltje en zonder schorre;
  en, van ‘t gene in mij geschiedt,
  Hij mag eeuwig zeggen: "‘k zie-'t!"

3o/4 '97.