Pagina:Gezelle, Rijmsnoer om en om het jaar (1897).pdf/119

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

DE NACHTEGALE


OCH Moeder, is dat nu de
    nachtegaal,
daarvan gij, moeder, mij zoo
    menigmaal
verteldet dat hij vóór de
    zonne zingt,
en, na de zonne, zoetjes
    avondklinkt?
Dat bruin hij is van verwe, en
    eiers legt,
in leeggebouwde nesten?
    Moeder, zegt,
wanneer hij, vroeg en spade, uit
    minnen gaat,
is 't waar, dat hem een vooze
    reuk verraadt ?
dat menig malgemutste
    speleman
daar schielijk kreeg een... kwade
    kele van ?
Maar dat hij reuke, lucht noch
    lied en geeft,
zoo zaan hij eens zijn huis vol
    kinders heeft?

9/2/'97.