Pagina:Gezelle, Rijmsnoer om en om het jaar (1897).pdf/181

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

SCHOONHEID


HOE schoon zijn de ongekunstenaarde
      boomen, die
'k, erkenbaar uit elkander, in den
      hemel zie
geschoten staan, en dragende elk een
      beeltenis,
daar 't werken van Gods hand nog aan te
      vinden is!

Hoe schoon is, ongeschonden, in de
      zonnenkracht,
't wijduitgespreide bouwsel van de
      boomenpracht,
ten toppen uit gedreven, en, van
      dracht, alzoo 't
de Schepper eerst, beminnende, uit zijn'
      handen goot!

Het was alzoo geschapen en, van
      God gemaakt :
waaromme en laat ge 't, mensch, door u niet
      aangeraakt,
geworden, 't onverbeterbare en
      't schoonste van
de schoonheid, daar geen menschenhand ooit
      aan en kan?

1/10/'96.