Pagina:Gezelle, Rijmsnoer om en om het jaar (1897).pdf/186

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
  Doch neen": ik zal,
van ziele en lijve,
  de wever van
  één webbe zijn,
  zoo lange 'k in
dit leven blijve,
  van zuur en zoet,
  van groef en fijn.

  Den inslag en
den drom van 't leven
  van goed heeft God,
  en kwaad gespin,
  van zijde en wolle
en werk gegeven,
  met hier en daar
een blomken in.

  En, zittende op
mijn krank getouwe,
  Zoo weve en werke
  ik, dag en nacht,
  aanziende, vol
  goe hope en rouwe,
  den Heere, die
  mijn werk verwacht.

24/12/'96.