Deze pagina is proefgelezen
Doch neen": ik zal,
van ziele en lijve,
de wever van
één webbe zijn,
zoo lange 'k in
dit leven blijve,
van zuur en zoet,
van groef en fijn.
van ziele en lijve,
de wever van
één webbe zijn,
zoo lange 'k in
dit leven blijve,
van zuur en zoet,
van groef en fijn.
Den inslag en
den drom van 't leven
van goed heeft God,
en kwaad gespin,
van zijde en wolle
en werk gegeven,
met hier en daar
een blomken in.
den drom van 't leven
van goed heeft God,
en kwaad gespin,
van zijde en wolle
en werk gegeven,
met hier en daar
een blomken in.
En, zittende op
mijn krank getouwe,
Zoo weve en werke
ik, dag en nacht,
aanziende, vol
goe hope en rouwe,
den Heere, die
mijn werk verwacht.
mijn krank getouwe,
Zoo weve en werke
ik, dag en nacht,
aanziende, vol
goe hope en rouwe,
den Heere, die
mijn werk verwacht.
24/12/'96.