Pagina:Gezelle, Rijmsnoer om en om het jaar (1897).pdf/200

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

LAAT WORDEN


WAAROM niet uw geweld gestaakt,
o menschdom, en, onaangeraakt
het boomgewas gelaten;
dat, gauwloos, Gods bewegen weet
en volgt, terwijl 't, aan u besteed,
zou sterven, achter straten?

Gekort, gekapt, gekandelaard,
van jongs, zoo zaan er zap in vaart;
gedwongen, dwaasgenepen,
en kan 't, alzoo 't te groeien poogt,
niet groeien; en 't moet, uitgedroogd,
zijn lamme lenden slepen.

Laat vrij dan boom zijn' wegen gaan;
ten gronde uit, in den hemel slaan;
zijn' takken henenstrekken;
zijn' blåren, onder 't zonnelicht
ontloken, laat ze, onafgericht,
hem lijf en leden dekken.

Laat op-, dat op-, laat neêr- , dat neêr
wilt wassen, wassen: heen en weêr
geslingerd door de vlagen;
gekitteld door de zonne, zal
het, onbesneden, schoonst van al
zijne eigen schoonheid dragen.