Pagina:Gezelle, Rijmsnoer om en om het jaar (1897).pdf/258

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

FIAT LUX


't SMOORT, het smuikt, het smokkelwedert
  allentheen! Waar zijn ze thans,
waar de boomen, waar de huizen,
  waar de wereld, heel en gansch?

Handen uit! Wat is 't? Wat hapert
  er, genoot, dien 'k niet en zie;
die « goendag! » mij, uit den nevel,
  roept, van hier nen stap of drie?

Van den hoogen torre en blijft er
  speur! Wat uur, hoe late is 't wel,
aan den tijd? De zonne en zie 'k niet:
  slaapt of waakt het wekkerspel?

Hier en daar een' plekke boenend,
  zit de zonne in 't duister veld;
rood, gelijk een oud versleten
  stuk ongangbaar kopergeld.

Wind, waar zijt gij heengeloopen?
  Ligt ge, of ievers doodgekeid;
neêrgevallen, plat ter aarde?
  Wind, waar is uw' roerbaarheid?