Pagina:Gezelle, Rijmsnoer om en om het jaar (1897).pdf/32

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

ARM HUISGEZIN


ONDER 't duister dak gedoken,
  strooi en vodden altegaar,
heel onttodderd, half gebroken,
  staat des werkmans woonsteê daar.

't Kaafgat, omme- en scheefgetrokken,
  vallen gaat; en daar, deureen,
liggen afgerolde brokken
  bruingebrand al, gruis en steen.

't Dak beneden, deur de wanden,
  glazenloos , van latte en leem,
zie 'k getelde turven branden,
  doodsch, in 't deerlijk huisgeheem.

Open ligt het, aller oogen;
  't waait erdeure en 't sneeuwt erin;
's zomers zal me' er hitte in doogen,
  's winters koude. — Arm huisgezin!

31/8/'96.