Pagina:Gezelle, Rijmsnoer om en om het jaar (1897).pdf/92

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

STORME OP ZEE


GEWELDIG waait de wind,
  de boomen buigen,
terug en weer terug
  de ruiten slaan;
het ratelt radeloos,
  of 't al in duigen,
of 't huis begeven ginge
  en 't hof vergaan
te dapper is de wind
  in 't land gekomen,
te schielijk is de ruste.
  ons herte ontnomen!

Hoe moet het nu op zee,
  bij zulke stooten,
in stukken stuiven, stier
  en steven, al
't gerief van roe en ra?
  De visschersbooten,
wie weet of 't amper een
  ontraken zal?
't Wordt menig moeders kind,
  op zee aan 't draven,
eer 't morgen is — wie weet ? —
  een graf gegraven!