Deze pagina is proefgelezen
Komt weêr, komt weêr,
o zonnenkracht, o zomer;
o wakkere wederkomer,
die voor geen' winter vreeze en draagt,
maar bloeiend hem het land uitjaagt!
o zonnenkracht, o zomer;
o wakkere wederkomer,
die voor geen' winter vreeze en draagt,
maar bloeiend hem het land uitjaagt!
Dan zal 't, dan zal 't,
dan zal 't weêr al herleven,
en blad en blommen geven
aan jong en oud, dat 's levens recht
den winter en de dood ontvecht.
dan zal 't weêr al herleven,
en blad en blommen geven
aan jong en oud, dat 's levens recht
den winter en de dood ontvecht.
't Is waar, eer 't jaar
omwentelt, eer de hoven
weêr blom en blad beloven,
hoe menigeen zal, binnendien
gestorven, blad noch blom meer zien!
omwentelt, eer de hoven
weêr blom en blad beloven,
hoe menigeen zal, binnendien
gestorven, blad noch blom meer zien!
Toch eens, toch eens
zal 's winters banden breken,
zal 's grafkuils tanden breken
de Wijgand, die uw' veegen schoot
hemzelven roofde, o wreede dood!
zal 's winters banden breken,
zal 's grafkuils tanden breken
de Wijgand, die uw' veegen schoot
hemzelven roofde, o wreede dood!
'T IS STILLE
't Is stille. Rustig ligt
en slaapt het altemaal,
dat leute en leven was,
dat locht- en vogeltaal.
Geen windeken en waakt:
november houdt den staf,
en stelpt dat wekken mocht
en slaapt het altemaal,
dat leute en leven was,
dat locht- en vogeltaal.
Geen windeken en waakt:
november houdt den staf,
en stelpt dat wekken mocht