Deze pagina is proefgelezen
't Is nijdig, nijpend weder,
en langzaam daalt zij neder,
aanschouwbaar nu en schoon.
uit haren hemelthroon.
en langzaam daalt zij neder,
aanschouwbaar nu en schoon.
uit haren hemelthroon.
Noch branden 'n is 't noch steken,
maar vlugge vonken leken;
maar wabberen [1], lauw en zoet,
dat nu de zonne doet.
maar vlugge vonken leken;
maar wabberen [1], lauw en zoet,
dat nu de zonne doet.
't Is koud, de winden bijten;
't Is koud, de boomen splijten;
de booze winter giert [2]:
hij heeft de zonne ontvierd!
't Is koud, de boomen splijten;
de booze winter giert [2]:
hij heeft de zonne ontvierd!
't Is koud... Geen vorst gemeden
maar dapper doorgetreden,
met mannenmoed en kracht:
die heerd en vier veracht!
maar dapper doorgetreden,
met mannenmoed en kracht:
die heerd en vier veracht!