Hoofdstuk I.Letters en teekens.
1.
|
|
Spiritus: ῾ = spiritus asper = h, Accenten: ` = bareia of gravis. Leesteekens: . = . |
In plaats van σ wordt op het einde van een woord meestal ς geschreven: σεισμός aardbeving.
De γ gevolgd door κ, γ, χ, ξ wordt uitgesproken als n: ἄγγελος bode (engel) φάλαγξ phalanx.
In plaats van ᾱι, ηι, ωι schrijft men ᾳ, ῃ, ῳ met een iota subscriptum: χώρᾳ = chooraai, χῶραι = choorai. Hoofdletters hebben echter nooit een iota subscriptum: ΧΩΡΑΙ = χώρᾳ of χῶραι.
De klemtoon valt altijd op de tweede of derde lettergreep van achteren; op de derde alleen dàn, wanneer de tweede kort is.
De klinkers α, ι, υ kunnen kort en lang zijn; in de voorlaatste lettergreep zijn ze meestal kort.
Lang is de voorlaatste o.a. in de volgende veel voorkomende woorden:
ἀκριβής nauwkeurig, ἄτιμος eerloos, ὁπλίτης zwaar gewapende, ἰσχυρός sterk, κήρυξ κήρυκος enz. heraut, κίνδυνος gevaar, πρόηυμος bereidvaardig.