Pagina:Grondwet Koninkrijk NL 2018.pdf/17

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd


Hoofdstuk 3
Staten-Generaal


3.1 Inrichting en samenstelling


Artikel 50

De Staten-Generaal vertegenwoordigen het gehele Nederlandse volk.


Artikel 51

1. De Staten-Generaal bestaan uit de Tweede Kamer en de Eerste Kamer.

2. De Tweede Kamer bestaat uit honderdvijftig leden.

3. De Eerste Kamer bestaat uit vijfenzeventig leden.

4. Bij een verenigde vergadering worden de kamers als één beschouwd.


Artikel 52

1. De zittingsduur van beide kamers is vier jaren.

2. Indien voor de provinciale staten bij de wet een andere zittingsduur dan vier jaren wordt vastgesteld, wordt daarbij de zittingsduur van de Eerste Kamer in overeenkomstige zin gewijzigd.


Artikel 53

1. De leden van beide kamers worden gekozen op de grondslag van evenredige vertegenwoordiging binnen door de wet te stellen grenzen.

2. De verkiezingen worden gehouden bij geheime stemming.


Artikel 54

1. De leden van de Tweede Kamer worden rechtstreeks gekozen door de Nederlanders die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt, behoudens bij de wet te bepalen uitzonderingen ten aanzien van Nederlanders die geen ingezetenen zijn.

2. Van het kiesrecht is uitgesloten hij die wegens het begaan van een daartoe bij de wet aangewezen delict bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van ten minste een jaar en hierbij tevens is ontzet van het kiesrecht.


Artikel 55

De leden van de Eerste Kamer worden gekozen door de leden van provinciale staten en de leden van een kiescollege als bedoeld in artikel 132a, derde lid. De verkiezing wordt, behoudens in geval van ontbinding der kamer, gehouden binnen drie maanden na de verkiezing van de leden van provinciale staten.


Artikel 56

Om lid van de Staten‑Generaal te kunnen zijn is vereist dat men Nederlander is, de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en niet is uitgesloten van het kiesrecht.