Pagina:Grondwet voor het Koningrijk der Nederlanden (1840).pdf/11

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

en 43 voorzien, wordt het Koninklijk gezag uitgeoefend door den Raad van Statę, zamengesteld op dezelfde wijze als bij art. 45, tot dat daaromtrent door de StatenGeneraal is voorzien.

De leden van dien Raad leggen in handen van den Voorzitter, en deze in tegenwoordigheid der vergadering af den navolgenden eed :

» Ik zweer, dat ik als lid (voorzitter) van den Raad van State, de Grondwet van het Rijk zal helpen onderhouden en handhaven, in de waarneming van het Koninklijk gezag, tot dat daarin door de Staten Generaal zal zijn voorzien."
» Zoo waarlijk helpe mij God almagtig!"

49. Bij de benoeming van den Regent wordt tevens bepaald de som, die op het jaarlijksch inkomen van de Kroon zal worden genomen, voor de kosten van het Regentschap. Deze bepaling kan gedurende het Regentschap niet worden veranderd.

50. Indien de Koning aan de Staten-Generaal geen troon-opvolger heeft voorgedragen (art. 24) ; indien gezamenlijk met dezelven geene voogdij over den minderjarigen Koning is beraamd (art. 39) ; indien er geen Regent is benoemd (art. 42) ; verklaren de Staten-Generaal plegtiglijk welk geval bestaat, en voorzien daarin vervolgens op de gronden hiervoren gelegd bij art 26, 40 en 43.

VIJFDE AFDEELING.
Van de Inhuldiging des Konings.

51. De Koning wordt bij het aanvaarden der Regering plegtiglijk beëedigd en ingehuldigd binnen de stad Amsterdam, in eene openbare en vereenigde zitting der beide Kamers van de Staten-Generaal.

52. In deze openbare vergadering wordt aan den Ko-