Naar inhoud springen

Pagina:Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden (1922).djvu/28

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd


Artikel 108.

1. De stemming over personen voor de benoemingen of voordrachten in de Grondwet vermeld, geschiedt bij besloten en ongeteekende briefjes.

2. De volstrekte meerderheid der stemmende leden beslist; bij staken van stemmen beslist het lot.


Artikel 109.

1. Bij eene vereenigde vergadering worden de beide Kamers als slechts ééne beschouwd en nemen hare leden, naar willekeur, door elkander plaats.

2. De Voorzitter der Eerste Kamer heeft de leiding der vergadering.


VIJFDE AFDEELING.
Van de wetgevende macht.


Artikel 110.

De wetgevende macht wordt gezamenlijk door den Koning en de Staten-Generaal uitgeoefend.


Artikel 111.

1. De Koning zendt Zijne voorstellen, hetzij van wet, hetzij andere, aan de Tweede Kamer bij eene schriftelijke boodschap of door eene Commissie.

2. Hij kan aan bijzondere door Hem aangewezen commissarissen opdragen de ministers bij het behandelen van die voorstellen in de vergaderingen der Staten-Generaal bij te staan.


Artikel 112.

1. Aan de openbare beraadslaging over eenig ingekomen voorstel des Konings gaat altijd een onderzoek van dat voorstel vooraf.

2. De Kamer bepaalt in haar Reglement van Orde de wijze, waarop dit onderzoek zal worden ingesteld.


Artikel 113.

De Tweede Kamer, alsmede de vereenigde vergadering der Staten-Generaal heeft het recht wijzigingen in een voorstel des Konings te maken.