Naar inhoud springen

Pagina:Haagsche Courant 1939 no 17286 KUNST EN LETTEREN.pdf/1

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

KUNST EN LETTEREN.


 

De diefstal in het Louvre

BIJZONDERHEDEN OVER DEN VERDWENEN WATTEAU

 

„De onverschillige” van Watteau

 

Een diefstal, welke geheel Parijs in opschudding gebracht heeft, is die van „L’Indifférent” van den beroemden Franschen schilder Watteau uit het Louvre. Men miste het schilderij, maar meende eerst, dat het doek, dat den naam „De onverschillige” draagt („De zorgelooze” is een betere benaming) en dat een beroemd specimen is van Watteau’s zwierige kunst, in reparatie gezonden was. In dat geval moet echter op de leeggekomen plek een verklaring van de museumdirectie komen en de bewaker, die dit papier niet zag en meende, dat er een fout gemaakt was, rapporteerde de leege plaats eh toen ontdekte men, dat de Watteau gestolen moest zijn. De politie werd gewaarschuwd en er zijn internationale maatregelen genomen. Het zal den dief onmogelijk zijn, zijn buit te verkoopen. „De zorgelooze” is wereldberoemd.
Het Louvre, oorspronkelijk koningsburcht, thans hoofdzakelijk museum, behoort tot de belangrijkste gebouwen van Parijs; altijd staat het in het brandpunt der belangstelling, want dagelijks stroomen er honderden bezoekers in en uit. Dezer dagen is het gebouw natuurlijk het gesprek van den dag vanwege de uiterst brutale diefstal, welke er gepleegd is. Een diefstal, zóó brutaal als deze, is sinds de roof van de „Mona Lisa” nooit meer gepleegd en vandaar dan ook, dat het zeker interessant is, over het prachtige gebouw en zijn beveiliging het een en ander te vernemen.

Het gebouw het „Louvre” is al veel ouder dan de meeste menschen denken. Filips II August, die van 1180 tot 1223 regeerde, wordt beschouwd als de stichter van het oude jachtslot, dat oorspronkelijk voor de wolvenjacht, vandaar de naam „Loupara, Louverie”, gebruikt werd. Eerst 150 jaar later kwam Karel V (1364—1380) er toe, het jachtslot tot een grootsch kasteel te verbouwen, waarvan een fraaie afbeelding te bewonderen is in het getijdenboek van den Duc de Berry in het Museum de Chantilly. Van dit slot, waarvan men de oppervlakte heeft aangegeven op het plaveisel van de binnenplaats, is feitelijk niets overgebleven dan alleen de fundeering. Het was eerst Frans I, die in 1546 op dezelfde plaats begon een geheel nieuw renaissance-kasteel op te richten. Hij gaf daartoe opdracht aan den Franschen architect Pierre Lescot, die den westelijken en zuidelijken vleugel van de tegenwoordige binnenplaats oprichtte, waarbij hij de medewerking ondervond van den beeldhouwer Jean Goujon.
Langzamerhand werd het gebouw nu met nieuwe zijvleugels uitgebreid. Catharina de Medici liet onder de regeering van haar drie zonen, Frans II, Karel IX en Hendrik III, den zuidelijken vleugel uitbreiden, terwijl zij in het Westen de Tuilerieën liet bouwen door Philibert de l’Orme, die evenwel tijdens de Commune weer vernield werden. Hendrik IV liet het oude Louvre verbinden met de Tuilerieën door de architecten Métézeau en Ducerceau. De volgende koningen, die steeds meer op uiterlijke praal gesteld waren, zooals Lodewijk XIII, lieten de binnenplaats vier maal zoo groot maken, terwijl vervolgens nu ook de andere vleugels gebouwd werden. Eerst onder Napoleon I en Napoleon III werd het gebouw voltooid tot zijn huidige vormen en is daarmee het meest overtuigende bewijs van de continuïteit van het genie der Fransche architecten. Immers, hoewel er gedurende meer dan drie eeuwen aan gebouwd is, doet het een eenheid zien, welke het aan velen moeilijk zal maken, de verschillende bouwperioden te onderscheiden.
Aanvankelijk verblijfplaats van de Fransche koningen, is het thans ingericht tot schilderijenmuseum en het is begrijpelijk, dat men voor de beveiliging van al die groote kostbaarheden, welke er bewaard worden, de grootst mogelijke voorzorgsmaatregelen in acht genomen heeft[.] En toch ... soms slaagt een zeer slimme persoon er nog wei eens in een of andere kostbaarheid te ontvreemden. Hierbij behoeven we slechts te denken aan den roof der „Mona Lisa”, het kostbaarste doek van het Louvre, ja zelfs van heel Parijs! Dat geval speelde zich af in het jaar 1911. Van den dief was nergens een spoor te ontdekken. Op de trap vond men slechts de lijst. Het doek was er uit gescheurd. Duizenden francs werden er uitgeloofd om een enkele betrouwbare inlichting over den roover te krijgen. Alle pogingen van autoriteiten en particulieren faalden. Wel waren er Engelschen en Amerikanen, die er prat np gingen „Mona Lisa” in hun pronkkamer te hebben hangen, maar alle Gioconda’s bleken meer of minder goede copieën te zijn. Bijna twee jaar later meldde zich een Florentijnsch kunsthandelaar aan, die verklaarde, dat men hem het portret te koop had aangeboden. De wantrouwende overheid onderzocht de zaak ... en de echte Mona Lisa bleek gevonden te zijn. Het Kerstgeschenk, dat in 1913 door Italië aan Frankrijk werd overgemaakt, bestond uit niets anders dan de raadselachtig glimlachende Gioconda, die haar plaats in het Louvre terugkreeg.
Vanzelfsprekend werden de veiligheidsmaatregelen nadien nog veel strenger doorgevoerd[.] De directeur van het Louvre heeft daarover eens interessante mededeelingen gedaan. „De veiligheidsmaatregelen zijn bij dag en bij nacht verschillend. Overdag zijn deze vrij gemakkelijk door te voeren. Zij berusten voor alles op psychologische basis: de museumsuppoosten dragen een opvallende uniform, zoodat het publiek ziet, dat de zaal bewaakt wordt; bovendien is er een systeem van luidsprekers samengesteld, dat eveneens waardevolle diensten bewijst. Wanneer een diefstal ontdekt wordt, dan maakt de centrale onmiddellijk per luidspreker bekend, dat men de deuren gesloten heeft, dat er een diefstal plaats gevonden heeft en dat de menschen de zalen niet mogen verlaten. Het publiek wordt dan verzocht, zich rustig te houden, omdat alles, in korten tijd afgeloopen zal zijn. Hiermee wordt voorkomen, dat de bezoekers dwaasheden zouden begaan integendeel, de ervaring heeft geleerd, dat de bezoekers juist de bewakers der kunstschatten zijn. De nachtveiligheidsdienst is zoo mogelijk nog ingewikkelder. De hulpposten zijn dan aan een voortdurende contrôle onderworpen en zoodra één van hen een verdacht geluid verneemt, kan hij desgewenscht de electrische verlichting van het geheele museum aansteken.”

Na het lezen van deze ontelbare veiligheidsmaatregelen zal men zich dan ook verbaasd afvragen, hoe het mogelijk is, dat er toch af en toe nog wel eens een doek gestolen wordt. Nu ging dit bij de diefstal van de Mona Lisa betrekkelijk gemakkelijk, daar deze verricht werd door een Italiaansch werkman, die in het museum verschillende werkzaamheden verrichtte. Van dezen man kon men dan tenminste nog aannemen, dat hij er op de een of andere manier in geslaagd was het doek te ontvreemden. Ditmaal echter is de dief (of de dievegge) al buitengewoon geraffineerd te werk gegaan, want hij heeft eenvoudig het touw, waaraan het schilderijtje hing, doorgesneden en het doek met lijst en al meegenomen[.] De schilderijen van Watteau zijn evenwel zóó algemeen bekend om hun teere pasteltinten, dat de dief er wel nooit in slagen zal, het doekje te verkoopen, zoodat het op een goeden dag wel weer in het bezit van het museum terug zal komen.

Intusschen is de politie druk aan het werk gegaan den misdadiger op te sporen, niet zoo zeer om hemzelf te vinden, doch veeleer om het kostbare doek aan het Louvre terug te bezorgen.

Het doek stelt een jongen, dandieuzen diabolo-speler voor[.] Watteau heeft in deze figuur nog eens ten volle de zorgeloosheid en nonchalanten overmoed der jeugd gesymboliseerd.

 

De groote Willibrordtentoonstelling te Utrecht.


Wordt morgen geopend door minister Colijn.


Een schat aan kunstwerken van de vroege Middeleeuwen tot op onzen tijd.

Op artistieke wijze heeft het uitvoerend comité voor de Willibrord-tentoonstelling een gepaste oplossing gevonden voor de inrichting van een tentoonstelling in verband met de nationale Willibrord-herdenking, ter gelegenheid van de viering van het twaalfde eeuwgetijde van den grooten apostel der Nederlanden.
Op meesterlijke wijze is het plan van deze tentoonstelling, welke de figuur van Willibrord en de cultuur van zijn tijd tot onderwerp zal hebben, uitgewerkt. In het bijzonder komt hiervoor dank toe aan den ijverigen promotor, den burgemeester van Utrecht mr. dr. G. A. W. ter Pelkwijk, die onvermoeid heeft voortgewerkt om van deze tentoonstelling iets bijzonders te maken, zoodat deze niet alleen van plaatselijke beteekenis, doch ook van nationale en internationale beteekenis zal blijken te zijn[.]
Naarmate de plannen vasteren vorm kregen, werd het denkbeeld uitgewerkt, deze tentoonstelling een uitgesproken tweeledig karakter te geven, onafhankelijk van elkaar, doch met dezelfde grondgedachte: kunst, wetenschap, kerkelijk en maatschappelijk cultureel leven in de vroege Nederlanden weer voor den geest te roepen.
Het gedeelte van de tentoonstelling, dat met de vereering van den apostel Willibrord in verband staat, is ondergebracht in de aula der universiteit en is als een op zichzelf staand geheel te beschouwen.
Het tweede gedeelte der tentoonstelling is gehuisvest in de Kloostergang van den Dom en bedoeld als een zuivere kunsttentoonstelling. Het spreekt vanzelf dat het in de bedoeling lag, hierbij de kunst, welke op Nederlandschen bodem is ontstaan, als punt van uitgang te beschouwen, maar tevens wilde men een beeld geven van de kunst der Middeleeuwen in breeder verband: daarom is getracht om uit de omliggende landen datgene bijeen te brengen, wat, volgens dit denkbeeld in verband tot de Nederlanden staat. Zoo ontstond het programma dezer tentoonstelling: de kunst van de dagen der groote volksverhuizing af tot het einde van de twaalfde eeuw, de periode, welke overgaat in de Gothiek. De wederzijdsche betrekkingen op cultureel en artistiek gebied in de landen van West-Europa zullen op deze tentoonstelling op velerlei wijze worden aangetoond. Prachtige specimen daarvan liggen in speciaal daarvoor ontworpen en geheel aan de omgeving aanpassende vitrines uitgespreid.
Ierland, Zwitserland, Frankrijk en België zonden kostbare inzendingen, waarbij die uit ons eigen land zeker geen slecht figuur maken.
De artistieke leiding berust bij jonkvr. dr. C. H. de Jonge, dr. W. C. Schuylenburg en pastoor E. Lagerwey.

Opening door minister Colijn.

Morgenmiddag zal om 3 uur in den Dom deze tentoonstelling officieel worden geopend door Z.Exc. dr. H. Colijn, nadat de voorzitter van het nationaal comité, dr. G. A. W. ter Pelkwijk, prof. dr. W. Lampen uit Nijmegen en dr. W. C. Schuylenburg het woord zullen hebben gevoerd[.] Vele autoriteiten in den lande zijn voor deze plechtigheid uitgenoodigd.
De tentoonstelling van herinneringen aan den apostel Willibrord in het groot-auditorium der Rijks-Universiteit, de vroegere kapittelzaal van den Dom, heeft als middelpunt de meest venerabele reliek: het kalendarium, waarin St. Willibrord zelf in het jaar 728 enkele bijzonderheden uit zijn leven aanteekende. Dit handschrift werd door de Bibliothèque Nationale te Parijs als een bijzonder bewijs van vriendschap ter beschikking gesteld.
Op een altaarvormigen onderbouw, in het midden van het verhoogde gedeelte der zaal, zijn in een glazen schrijn alle groote relieken van den Apostel Willibrord, voor zoover in Nederland aanwezig, bijeengebracht[.] Zij kwamen o.m. uit Utrecht, Heilo, Amsterdam, Rotterdam, Leiden, Maastricht en Oegstgeest en gaan vergezeld van de bij elk stuk behoorende documenten.
Boven dit relieken-altaar beheerscht het prachtige schilderij van den Utrechtschen meester Jan van Bijlert, afgestaan door de R.K kerk te Huissen, de zaal. Dit schilderij beeldt St. Willibrord en St. Bonifacius af, neergeknield in aanbidding voor de H. Drievuldigheid.
Terzijde staan, in vier groote vitrines, de talrijke gouden en zilveren werken met afbeeldingen van den apostel, een schat van kelken, cibories en monstransen, edelsmeedwerk, vooral uit de 17e en 18e eeuw.
Aan den ingang van het verhoogde gedeelte vormt een levensgroote, in wit marmer gehouwen, liggende figuur van St. Willibrord als het ware een graftombe. Dit werk van den beeldhouwer E. van den Bossche (1905) is afkomstig uit de kerk van St. Willibrord aan de Prinsengracht te Amsterdam.
De wanden van de zaal zijn gesierd met groote schilderijen van oude meesters, voorstellende St. Willibrord of van tafereelen uit diens leven[.] Verder is in een zestiental tafelvitrines een keuze uit de tallooze oude prenten van St. Willibrord en uit de zeer uitgebreide Willibrordliteratuur neergelegd. Kostbare laat-Middeleeuwsche incunabelen, naast 17e en 18e eeuwsche biografieën en gebedenboeken zijn er te zien. Onder de vensters toont een twaalftal groote verlichte transparanten enkele der voornaamste St. Willibrors-kerken en enkele van de nog bestaande St. Willibrord-putten, herinnerend aan de plaatsen, waar de geloofsverkondiger het doopsel aan de bekeerlingen toediende.
Tenslotte zijn in een kleiner vertrek de kunstwerken geplaatst van de hedendaagsche kunstenaars Jos. ten Horn, Dolf Henkes, Henri Bijvoet[,] Joep Nicolaas, Matthieu Wiegman, Joan Colette, Pieter Wiegersma, Joanna Brom, Lode Sengers, Hildegard Brom, Hub Levigne, A. Meertens, Wim Harzing, Steph. Uiterwaal en anderen, wier werk door de figuur van St Willibrord is geïnspireerd. Daarnaast grafische technieken en beeldhouwwerk, glas in lood, weefsels, mozaïken en emails. Hier hangen ook de beide groote wandkaarten, door Piet Worn in opdracht van het comité gemaakt, bevattende de landen van Europa en de plaatsen in en om Nederland, waar de apostel heeft gewerkt en waar aan kerken of bronnen zijn naam is verbonden.
Omtrent enkele voorname en zeer kostbare gedenkstukken, welke nog uit het buitenland worden verwacht, kan nog geen mededeeling worden gedaan. Wat hier met medewerking van zeer velen is bijeengebracht, toont op overtuigende wijze aan, hoe Nederland zijn eersten apostel door de eeuwen heen op waardige wijze heeft geëerd en hoe dit ook thans bij deze herdenking nog geschiedt door deze tentoonstelling, ingericht dicht bij de plaats, waar Willibrord zijn eerste kerkje mocht bouwen.
De uitvoerige catalogus, fraai geïllustreerd, bevattende enkele honderden nummers, is verlucht met een korte levensbeschrijving van Willibrord.



Kurhaus „Musica”.


Solist: jhr. mr. C. J. A. de Ranitz.

Een sober programma wat het aantal componistennamen betreft. Alleen Schubert en Grieg. Van den Weenschen meester de groote Symphonie (no. 7) in C-dur, een dier werken, welke de kwalificatie „himmlischer Lange” heeft uitgelokt, waarbij dan, naar gelang men op deze kunst is ingesteld, het accent op „lang” of „hemelsch” komt te liggen.
Het orkest „Musica” is in de strijkers sterk bezet wat echter niet belette, dat de blazers, inzonderheid het koper, rijkelijk veel geluid ontwikkelden in verhouding tot de strijkers, die zich waarlijk, waar noodig, ook niet onbetuigd lieten. De tegenwoordige acoustiek der zaal brengt trouwens dat verschijnsel licht teweeg. Het eerste Allegro genoot echter al dadelijk een kranige vertolking. De intonatie van het koper had een enkele maal wellicht nog nauwkeuriger gekund, maar overigens alle respect voor het élan en den klankglans, welke hier onder leiding van kapelmeester dr. Walther Boer gegeven werden. Het Andante werd met klaar, scherp rhythme gespeeld zonder dat in een te stijve strakheid vervallen werd en de poëtische stemming geschaad. Hier ontbrak het niet aan fraaie dynamische tegenstellingen, waarbij treffende pianissimo’s te hooren zijn geweest, vooral in violen en houtblazers Bij het derde deel deed na de strafheid van het Scherzo het weeke en wiegende van het middendeel het uitstekend. De klank van het hout was soms van een opvallende teederheid en ook de violen hebben de innige passages er met bekoorlijke expressiviteit uit gebracht. In het algemeen stond de uitvoering ook technisch op een peil, dat men bij een als geheel niet-beroepsorkest nauwelijks zou verwachten. Ook in de Finale was buitengewoon veel bereikt. De dirigent nam zinvolle tempi en wist de stemmingswisselingen er sprekend uit te krijgen. Effectvolle stijgingen hebben wij gehoord, terwijl het geheel door een schoone drift en een warm en gespannen temperament gedragen werd. Met brio is de symphonie ten einde gevoerd en met een hartelijk applaus heeft het publiek gereageerd. Bovendien werden den dirigent ten volle verdiende bloemen aangeboden.
Na de pauze het Pianoconcert A-moll van Edward Grieg met den in den aanvang genoemden pianist in de solopartij. Het spel van den heer de Ranitz kenmerkt zich in de eerste plaats door muzikaliteit. Het natuurlijke gemak duidt daar al op. Pianistisch is hier tevens een belangrijke aanleg en ontwikkeling te constateeren. De klankgeving is week en beschaafd en de geheele manier van spelen heeft iets aangenaam vloeiends en onopgesmukts. Toch is het eerste Allegro nog expansiever te denken, wat ten deele echter een kwestie van persoonlijke opvatting is. Het Adagio maakte een zeer poëtischen indruk. De gevoeligheid van den pianist leent zich voor dit stuk. In de Finale liet de speler zich vrijer gaan dan in het eerste deel. Sommige melodische passages klonken zeer fantasievol. Moge het eene fragment er gelukkiger uitgekomen zijn dan het andere, als geheel ademde toch de weergave een opgaan in den geest dezer compositie, ook in het levendige rhythme merkbaar, dat sympathiek aandeed en het publiek met een warm applaus van zijn ingenomenheid deed getuigen. Bovendien werd nog met kransen hulde gebracht, waarna een toegift uit Grieg’s Lyrische Stücke het besluit van den avond vormde. Orkest en dirigent voor het samengaan met den solist alle lof.



Duitschland exporteert ontaarde kunst.


Ook Vincent van Gogh uit de gratie.

Te Luzern zullen 30 dezer in de galerie-Fischer schilderijen verkocht worden, welke uit Duitsche musea verwijderd zijn, omdat zij volgens de Hitleriaansche opvattingen een uiting zijn van „ontaarde kunst”. Onder deze werken zijn er van den Belg James Ensor, van de Franschen Gauguin, Matisse en Bracke, van den Nederlander Vincent van Gogh, den Katalaan Picasso, den Italiaan Modigliani en de Duitschers George Grosz, Hofer, Max Liebermann, Lovis Corinth, Cuno Amich, Frank Mark, Macke, Nolde, Koichner, Lembruch en Barlach en tenslotte van den Oostenrijker Kokoschka.
De Belgische regeering heeft het voornemen naar deze veiling een commissie te zenden, welke aankoopen zou doen voor de staats- en gemeentelijke musea.
Dat de Duitsche musea zich hiermede niet voor het eerst van kunstwerken ontdoen, bewijst b.v. het feit, dat de heer D. G. van Beuningen, uit Rotterdam, voor zijn verzameling uit het Wallraf Richartz-museum te Keulen een jongensportret van Vincent van Gogh uit zijn Franschen tijd kon aankoopen.



Zuidslavische schilders in „Kunst van onzen tijd”.

In de kunstzaal „Kunst van onzen tijd”, Prins Mauritsplein 21—22, alhier, zal Zaterdag 17 Juni a.s. te 3 uur een tentoonstelling worden geopend van werken van 17 Zuidslavische schilders (te Parijs woonachtig), namelijk Danica Antic, Milena Barilli, Rihard Debenjak, Vojislav Dimitrivic, Oton Gliha, Nicolas Jerenic, Enver Krupic, Petar Lubarda, Nicolas Markovic, Padja Milosavljevic, Vasa Pomorisac, Mercep Raïka, Zlatka Sabloncello, Cuca Sokic, Bogdan Suput, Mjlivoje Uzelac en Jovan Zonic.
Mr. Dr. W. M. Westerman, voorzitter der vereeniging „Nederland—Joegoslavië”, zal de tentoonstelling openen, in aanwezigheid van dr. J. S. Milicic, consul-generaal van Joego-Slavië.



Kleurenlichtbeelden Goudsche glazen.

Het Fonds „Goudsche Glazen” is door het gunstig resultaat van de het vorig jaar gehouden tentoonstelling in de gelegenheid geweest een 80-tal kleurenlichtbeelden van de beroemde glazen te doen vervaardigen, die zich uitstekend leenen om bij landgenooten en vreemdelingen propaganda te maken de St. Janskerk te bezoeken[.]
Gistermiddag hield mr. A. A. J. Rijksen aan de hand van deze bijzonder fraaie lichtbeelden een voordracht over de ramen in het gebouw der Algemeen Nederlandsche Vereeniging voor Vreemdelingenverkeer alhier.



„Kunst van onzen Tijd”.

In de kunstzaal „Kunst van onzen Tijd”, Prins Mauritsplein 21—22, zal Zaterdag a.s. te 3 uur een tentoonstelling worden geopend van werken van 17 Zuidslavische schilders, te Parijs woonachtig.
Mr. dr. W. M[.] Westerman zal de tentoonstelling openen, in tegenwoordigheid van dr. J. C. Milicié, consul-generaal van Zuid-Slavië te Rotterdam.

De schrijver A. den Doolaard gewond.


Tijdens een gletschertocht bij Wengen.


Het duurde zeven uur eer men hem kon bereiken.

A. den Doolaard

De bekende Nederlandsche schrijver. A. den Doolaard, auteur van „Oriënt Express”, „De Druivenplukkers”, „De Herberg met het hoefijzer” enz., die thans in Zwitserland vertoeft, werd daar Maandag het slachtoffer van een ongeluk.
Tijdens een tocht over een gletscher in de omgeving van Wengen kwam hij zoo ongelukkig te vallen, dat hij met een gecompliceerde beenbreuk in een kliniek te Wengen moest worden opgenomen. Het moeilijk bereikbare oord van het ongeluk werd eerst na zeven uur door de hulpcolonne bereikt, waarna het transport, bemoeilijkt door een sneeuwjacht, nog vier uren duurde.



Jaarvergadering vereeniging van letterkundigen.


Een levendige oppositie ontbreekt.

De algemeene jaarlijksche vergadering van de Vereeniging van Letterkundigen werd Zaterdag j.l. te Amsterdam gehouden.
De voorzitter, dr. P. C. Boutens, opende de vergadering met een korte rede, waarin hij het overleden lid, Augusta de Wit, herdacht. Hij drukte zijn voldoening uit over de versterking van het ondersteuningsfonds door verschillende bijdragen, o.a. van de Buma, en een schenking uit de nalatenschap van wijlen den vice-voorzitter, Herman Robbers.
De periodiek aftredende bestuursleden, mej. Elizabeth Zernike en Cornelis Veth (secretaris), werden, beiden met op één na algemeene stemmen, herkozen[.] Jhr. mr. dr. Clifford Kock van Breugel merkte op, dat de vereeniging ook blijkens het aan inhoud arme verslag van den secretaris, te weinig lotgevallen meer heeft en dat een levendige oppositie, welke noodig is, ontbreekt. Hij acht dit niet goed voor de vereeniging en zou graag willen, dat er meer jongeren toetraden.
De voorzitter zeide, dat de geest onder de jongeren over het algemeen de voordeelen, ideëele en materieele, van het vereenigingsleven niet inziet[.] Het bestuur heeft overigens reeds bevorderd, dat het in de personen van dr. Anton van Duinkerken en dr. J. F. Otten met jongere krachten werd aangevuld en deze verjonging zal ongetwijfeld vruchten dragen.
Mr. Keuls, directeur van het bureau voor auteursrecht, deed eenige mededeelingen over het nut, dat dit bureau kan hebben voor schrijvers van boeken; deze maken er niet genoeg gebruik van. Het wordt nog te veel beschowd als alleen te functionneeren ten behoeve van tooneelschrijvers.
Hierop hield de heer Frans Bastiaanse zijn aangekondigde beschouwing over poëzie, waarin hij met vele voorbeelden betoogde, dat er te veel verband wordt gezocht tusschen den tijd en de kunst. Hij toonde aan, dat een bloei van de literatuur, en in het bijzonder van de dichtkunst, evenzeer is aan te wijzen in tijden van welvaart als in die van druk en verval en dat de „werkelijkheid” van den dichter niet de zichtbare werkelijkheid behoeft te zijn.



Kunsthandel Sala en Zonen.

In den kunsthandel D. Sala en Zonen zal tot 15 Juli een tentoonstelling van werken van George Hendrik Breitner worden gehouden.



Sophie Bijleveld.

Sophie Bijleveld geeft a.s. Zaterdag haar jaarlijkschen leerlingenavond in de van Dijkzaal, alhier.

Alexander Borovsky.

Zondagavond is de pianist Alexander Borovsky, solist in het Kurhaus, onder leiding van Ernest Ansermet, met het concert in bes kl. t. van Tschaikowsky. Het concert begint met de ouverture „Le roi d’Ys” van Lalo, terwijl mede op het programma staan: Voorspel IIIe acte van „Die Meistersinger” van Wagner, en Saga van Sibelius en L’Apprenti sorcier” van Dukas.


ONDERWIJS EN KERK



EXAMENS

Universiteit te Leiden.
Doctoraal examen wis- en natuurkunde (hoofdvak scheikunde) de heeren J. Hulstkamp, Voorburg, en E. F. J. Janetzky, alhier.
Doct. ex. rechten de heer E. G. Wesselink, te Oegstgeest.

Universiteit te Utrecht.
Propaedeutisch ex. theologie de heeren N. den Oudsten, A. de Zeeuw, J. R. Evenhuis en A. J. de Jong; candidaatsex. theologie de heer J. Zwijnenburg.
Bevorderd tot doctor in de geneeskunde de heer H. Ezendam, geb. te Schiedam, op een proefschrift, getiteld „De phagocytose-reactie bij brucella-infecties”, en de heer Fr. A. Nelemans, geb. te Rotterdam, op een proefschrift, getiteld „De functie van het pericardium”.

Universiteit te Groningen.
Candidaatsex. rechtswetenschap mej. J. Bürbach en de heeren K. R. Reitsema, W. H. Enklaar, Sj. C. Homan, J. G. Steenbeek en A. J. Roem; doctoraal ex. wis- en natuurkunde (hoofdvak pharmacie) de heer P. J. van Linge; candidaats wis- en natuurkunde F. de heer E. Dijkstra.

Universiteit van Amsterdam.
Cand. ex. rechtswetenschap de dames Th. F. Lemaire en E. de Groot.

Universiteit te Nijmegen.
Doct. ex. Germaansche taal- en letterkunde, Duitsch, de heer H. L. C. Michielsen.

Gem. ex. voorber. onderwijs (kleuteronderwijs) akte A.
Geslaagd: W. C. van Houten te Wageningen en N. A. Schultz te Veenhuieen.

Rijkskweekschool Kon. Emmakade 36.
Geëxamineerd 6 candidaten, geslaagd: de heeren J. F. Sprink, alhier, A. Lasschuyt, B. van der Lelie en A. W. Strijbos, allen te Leiden, en C. Oudshoorn, te Stompwijk.

Eindex. Gymnasium Laan v. Meerdervoort.
Geslaagd voor diploma B: P. H. Creutzberg, E. D. Kunst, A. E. Pannenborg en, na voortgezet examen, J. L. Antheunissen, R. Goedbloed, L. A. van Oosten en Tilly Visser. Verlengd examen: 2 candidaten, afgewezen 1 candidaat.

Chr. Gymnasium, alhier.
Vijfde groep. Geëxamineerd: zeven cand. voor dipl A. Geslaagd: J. de Ridder, Loekie de Ridder, Henny Riem Vis, Hannie Schuurman, A. de Vries, W. Wagenaar en Hanny Waiboer.
Hiermede zijn alle 37 candidaten geslaagd.

Vrijz.-Chr. Lyceum, alhier.
Geslaagd voor diploma A: Ima B. baronesse van Asbeck, Anna S. M. Hoblijn, M. J. van ’t Kruijs, Leonie Muller, Gree Nooy van der Kolff, J. M. Pické en R. F. Wery. Het examen wordt voortgezet met 1 candidaat.


FILM EN BIOSCOOP



Albert van Dalsum’s filmdebuut in „Boefje”.

Terstond na zijn terugkeer uit Amerika heeft Detlef Sierck, de regisseur van „Boefje” met Leo Meyer den productieleider, de verdere rolbezetting van „Boefje” geregeld.
Reeds waren Annie van Ees, Piet Bron en Guus Brox geëngageerd, resp. voor de rollen van Boefje, Boefje’s vader en Pietje Puck. Thans zijn contracten afgesloten met Albert van Dalsum, (die in „Boefje” als filmacteur zal debuteeren), Ennie Heymans-Snijder en Piet Köhler. Had „Boefje” reeds een vader, thans heeft hij met Ennie Heymans-Snijder en Piet Köhler ook een moeder en een grootvader gekregen.
Tenslotte is nog Jaap van der Poll aangezocht voor ’t schrijven van den dialoog.

DRAADLOOZE VERBINDINGEN

De volgende schepen zijn morgen radio-telegrafisch te bereiken via ’t kuststation Scheveningen-radio:
Aagtekerk — Abbekerk — Alphacca — Alkaid — Aludra — Alwaki — Bloemfontein — Boschfontein — Chr. Huygens — Colombia — Costa Rica — Crijnssen — Grootekerk — Hoogkerk — Indrapoera — Joh. de Wit — Joh. van OldenbarneveJt — Marn. van St. Aldegonde — Meerkerk — Nieuuw-Amsterdam — Noordam — Pericles — Poolau Laut — Poelau Roebiah — van Rensselaer — Sibajak — Socrates — Springfontein — Statendam — Streefkerk — Stuyvesant — Zaandam.
Behalve bovengenoemde passagiersschepen zijn de meeste Nederlandsche vrachtschepen en de K.L.M.-vliegtuigen op de Indië-route eveneens via Scheveningen-radio te bereiken.

STOOMVAARTBERICHTEN


Stoomvaartmij. Nederland. - Joh. de Witt 11 v. P. Saïd. - Tarakan pass. 12 Gibraltar. - Salawati 14 te Amst. - Tjikandi 13 v. Hamburg.

Koninklijke Holl. Lloyd. - Eemland 15 te Hull verw.

Kon. Ned. Stoombootmij. - Opg. v. Crans en Co. N.V. - Ajax 13 v. Gdynia te Amst. - Amor 12 v. Ned.-Indië te New York. - Baarn 13 te Antwerpen. - Hebe 13 v. Palermo n. Malaga. - Herburg - Hermes 12 v. Tunis n. Alexandrië. - Perseus 13 v. Amst. te Kopenhagen. - Pygmalion 13 v Candia n. Piraeus. - Saturnus 12 v. Lissabon n. Amst. - Van cules 12 v. Brake te Ham-Rensselaer 12 v. Ned.-Indië te New York. - Odysseus 13 v. Amst. te Gdynia. - Alkmaar 14 v. Antwerpen. - Deucalion 13 v. Istanboul n. Bourgas. - Draco 13 v. Amst n. Curacao - Fauna 13 v. Piraeus n. Volos. - Stella 13 v. Tunis n. Gibr. - Triton 13 v. Limni. n. Izmir.

Koninklijke Paketvaartmij. - Maetsuycker 11 v Saigon te Auckland. - Nieuw Zeeland 12 v. Adelaïde te Singapore. - Rantaupandjang 11 v. Batavia n. Beira. - Ruys 11 v. Manilla n. Saigon. - Straat Soenda 9 v. Beira te Batavia. - Tasman 11 v. Singapore n. Saigon. - Tegelberg 12 v. Port Natal te Kaapstad.

Halcyon-lijn. - Flensburg 12 v. Vlaardingen te Wabana. - Stad Schiedam 13 v. Narvik te Vlaardingen. - Stad Arnhem 12 v. Bagnoli te Morphoubaai. - Rozenburg 14 te Hoek van Holland verw. - Vredenburg 13 v. Vlaardingen n. Wabana. - Stad Dordrecht pass. 12 Holtenau. - Stad Vlaardingen p. 12 Prawle Point.

Holland—Amerika-lijn. - Opg. v. Crans en Co. N.V. - Breedijk 10 te New Orleans. - Burgerdijk 12 te Tampico. - Statendam 13 v. Southampton. - Nieuw Amsterdam 13 v. N. York.

Java—New York-lijn. — Adrastus 10 v. New York n. New Orleans. - Troilus 12 te Singapore. - Opg. van Ruys en Co. - Kota Tjandi 13 v. Sabang.

Java—Pacific-lijn. - Manoeran 12 v. Vancouver te Madras - Salabangka 10 v. Texas te Lourenzo Marques. - Soekaboemi 11 v. Bombay n. de Pacifickust. - Tosari 10 v. Colombo. - Opg. van Ruys en Co. - Modjokerto 12 v. New Orleans.

Rotterdamsche Lloyd. — Dempo 13 v. .Kopenhagen n. Oslo. - Opg. van Ruys en Co. - Sibajak 13 v. Port Said. - Slamat 13 v. Lissabon - Blitar pass. 13 Point de Galle - Kedoe pass. 13 Ouessant. - Weltevreden pass. 13 Guardaruz.

Rotterdam—Zuid-Amerika-lijn. - Algorab 12 te Santos.

Stoomvaartmij. Oceaan. - Sarpedon 11 v. Dairen n. Rott. - Diomed 13 v. Singapore. - Dolius 13 v. Batavia te Amst. - Menelaus pass. 12 Gibraltar. - Menetheus 12 v. Port Said. - Polydorus 13 v. Belawan.

Vereenigde Nederlandsche Scheepvaartmij. - Holland—Oost-Azië-lijn. - Serooskerk 12 te Manilla. - Holland—Afrika-lijn - Bloemfontein 13 v. Dar-es-Salaam. - Randfontein 13 v. Antwerpen n. Marseille - Springfontein 12 te Mombassa. - Holland—Br.-Indië-lijn - Hoogkerk 12 v. P. Said. - Holland—Australië-lijn. - Algenib pass. 13 Perim. - Arendskerk 12 v, Rotterdam.

Diverse maatschappijen. - Stoomvaartmij. Wijklijn. - Haulerwijk 10 v. New Orleans te Manati. - Naaldwijk pass. 12 Ouessant. - Stolwijk 12 v. New Orleans n. Tampa. - Phs. van Ommeren’s Scheepvaartbedrijf. - Mijdrecht 13 v. Curaçao te Hamburg.