Pagina:Harting, Het eiland Urk (1853).pdf/23

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

_ ÎÂ

bij het verbeteren der haven op de zuidkust, dezelfde leem aan- trof, en zich genoodzaakt zeg de voor het werk benoodigde klei van het Jager gedeelte des eilands te doen aanvoeren,

In deze geheele bedding is het getal gerolde steenen overe groot. Het meerendeel is klein, van één tot eenige duimen in doormeter. Doch er komen aok vele merkelijk grootere rolstee- neu voor, Ik zelf heb een grmnietblok gezien van nagenoeg ronden vorm en 0,7 el in doorsnede, hetwelk was opgegraven uit het kerkhof, gelegen ter zijde van de kerk, dus in de nabij- heid van het hoogste punt. Ook verhaalde mij de doodgraver, dat hij eenmaal, bij het maken van een’ graf kuil, op eenen steen had gestoten, waarvan het zigtbare gedeelte de lengte van het geheele graf, zijnde 7 A. voeten of bijna 2 ellen, innam, Daar hier nu nimmer dieper gegraven wordt, dan tot op 7 voeten, zoo blijkt, dat althans het bovenste gedeelte der bedding rol- steenen van zeer aanzienlijke grootte bevat. Dit wordt ook be- vestigd door eene mededeeling van den Burgemtester, dat na- melijk in een huis, gelegen aan de Noord- Westzijde, voor tenige jaren, bij het graven van eenen kelder, een steen werd gevonden, welke zoo groot. was, dat de kazijten van een ven- ster moesten worden uitgebroker , om hem uit het huis te ver- wijderen. Dezelfde berigtte mij in het algemeen, dat men op zeer verschillende diepten, van 6,8, 10, 12, 15, 20 en zelfs meer vaeten , groote steenen in den grond had gevonden, zoodat hieruit derhatve schijnt te volgen, dat zij door de geheele bed- ding verspreid liggen.

Wat den aard dier steenen betreft, zoo is deze zoo verschil lend, dat men zonder overdrijving zeggen kan, dat de meeste ratssoorten hier door kleimere of grootere fragmenten worden vertegenwoordigd. Men vindt er (*):

{°) De bepaling vau deo aard en vau de roineralogische bestanddeelen