Pagina:Harting, Het eiland Urk (1853).pdf/25

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

— bk

gesteente, op eenen afstand gezien, zich meer of min geliijk- matig rood vertaant, de talrijkste,

2, Syeniet. Î

a. Mat witte kwarts, witte veldspaath, veol zwarte hoom- blende en zeer weinig glimmer,

hb. Met violette kwarts, zwarte hoornblende en weinige witte veldspaath.

e. Met veel roode veldspaath , witte kwarts en hoomblende.

d. Met labrador, violette, bìoedroode, granaatroade en gele kwarts, hoornblends en weinige zwarte glimmer; deze bestand deelen zijn gelijkmatig dooreengemengd. Een zoodanig stuk is in het bovenste gedeelte der laag gevonden.

é. Met vleeschkleurige en witte veldsprath, weinig witte kwarts, zwarte hoombleude en bronskleurige glimmer.

f Met veel gedesltelijk gekristallizeerde roode en witachtige veldspaath, witte kwarts en groene glanmer.

8. Gneis. Mede in verschillende varieteiten, waarvan de merk- waardigste zijn :

dg. een stuk greis van 0,14 el in doormeter, zijnde een frag- ment van eenen veel grooteren steen, bij het graven van de regenput bij den suartoren gevonden, veel zitverwitte glimmer bevattende en tusschen de massa verspreide edele granaten.

6. Dickroitgneis. Wiertoe behooren drie steenen van 3 tot 4 duimen in doormeter, gevonden in de diepere gedeelten der hed- ding, met daarin bevatte dichroit, welk mineraal ook afzon- derlijk is aangetroffen.

Het meerendeel dezer graniet-, syeniet- en gneissteenen draagt de blijken van sterk en lang gerold te zijn. Benige echter, en dasronder sommige tamelijk groote stukken — gelijk b. v. dat vermeld onder & op bl 13, — hebben nog vrij scherpe kanten en hoeken, en vertoonen weinige sparen van afslijting, Ook de graad van verwering is zeer verschillende. Bij senige steenen