Pagina:Heemskerck op Nova Zembla.djvu/26

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
EEN LUI LEVENTJE
21
 

eindelijk een heele rij van dat volkje aan iederen kant van de deur stond...

Opeens ging de deur open en—met staasie en plechtigheid kwam een heele koninklijke hofstoet het vertrek binnen...

Zoodra die stoet naar de tafel ging, sprong onze held daarachter vandaan, en retireerde zijn eigen met al zijn dapperheid achter den oven!

Want de deur kon hij niet meer uit, omdat de spoken hem in den weg stonden.

Hij zag, hoe die geesten—de bediénende geesten natuurlijk!—in een oogenblik de tafel dekten en die gingen beladen met een heeleboel lekker eten en drinkbekers van goud en zilver. En toen,—nou, toen ging het op een pooien en schransen van heb ik jou daar!

En al heel gauw kwam er ook zoo'n kwant naar hem toe en wenkte hem, dat hij mee aan tafel zou komen brassen.

Maar sinjeur had weinig trek, om de gast van die vreemde klanten te zijn en trillend van angst bedankte hij voor de eer.

Hetzelfde spook kwam toen aan met een grooten beker en bracht hem aan zijn verstand, dat hij dien, tot een gezondheidsdronk, in één teug moest uitzwelgen.

De arme kerel, die nou wel gelooven moest, dat er toch wel degelijk spoken bestonden, nam den beker met bevende handen aan, omdat hij niet durfde weigeren. Maar in zijn doodelijke angst begon hij onzen Lieven Heer van ganscher harte om genade en bescherming aan te roepen. Op dat gebed verdween in een oogenblik al de pracht en praal en het heele feest met al de spoken die het gevierd hadden. Alleen de zilveren beker, die ze hem om te drinken hadden gegeven, hield hij nog in de hand!"

Het verhaal van den ouden Willemsz had op de meesten van zijn toehoorders, die even bijgeloovig waren als hij zelf, een diepen indruk gemaakt. Tot groot leedwezen