Pagina:Heemskerck op Nova Zembla.djvu/81

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd


HOOFDSTUK V
 

INGESNEEUWD

 

Nu het huis klaar was, konden de mannen, die het gebouwd hadden, voortaan hun makkers helpen in het vervoeren van goederen en levensmiddelen. En dat was gelukkig, want och, wat waren het al korte daagjes geworden!

Nauwelijks was dus, na dien eersten nacht in het „Behouden Huis" de schemer wat begonnen, of men trok weer met de sleden naar het schip en zwoegde en sleepte en werkte wat men kon, om toch maar zoovéél mogelijk in de hut te brengen.

Maar weldra ging de zon ook al weer onder en men stond gereed, om met de laatste vracht van boord te gaan.

„Wacht mannen," zei Barentsz, „die twee hellebaarden kunnen er ook nog wel bij. Je weet nooit hoe ze mogelijk nog te pas komen."

„En nu—vooruit, jongens!" riep de schipper.

En de stoere maats zetten de voeten schrap om al hun kracht aan te wenden, de forsche lijven buigen voorover, de touwen spannen zich, en daar glijden de zwaar beladen sleden over den hobbeligen bodem heen.

Maar opeens ziet de schipper, ongeveer halfweg de hut toevallig nog eens omkijkend, drie beren achter het schip langs op hen afkomen. Hij schreeuwt wat hij kan