Pagina:Heimans&Thijsse1895InSlootEnPlas1stEdition.djvu/112

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

96

te laat, een draaikevertje en een schaatsenlooper hebben ieder aan één kant het ongelukkige juffertje beet gepakt en snellen er mee heen; de schaatsenlooper wil niet los laten, hij sleept het torretje mee; daar scheert een zwaluw over het watervlak: kokerjuffer en schaatsenlooper verdwijnen samen in één wijden bek. Het draaitorretje is nog net bij tijds snel ondergedoken, het heeft ook niet voor niets vier oogen waarvan er twee naar boven in de lucht, en twee naar onder in het water kijken.

Ge moet wat schaatsenloopers en draaitorren in uw aquarium houden, dat geeft heel wat leven aan de oppervlakte, De schaatsenloopers moet ge niet in een flesch met water, maar in een doosje meenemen, anders zijn ze verdronken vóór ge thuis komt.

Door het schudden van de flesch raken ze onder water, en daar kunnen ze niet tegen; ze zijn er op ingericht snel over het water te loopen, maar er in geraken is hun dood. Op blz. 41 is er eentje te zien.

De draaitorretjes kunnen het onder water wel uithouden, net zoo goed als aan de oppervlakte; onder de loupe kunt ge een van de oorzaken van hun verbazende vlugheid vinden: hun middel- en achterpooten zijn bijna geheel en al vinnen.

Ook op de gekleurde plaat met watertorren komt het draaitorretje voor; die plaat kan u een steuntje geven voor het geval, dat ge eens een verzameling waterkevers wilt aanleggen, of anders, wanneer ge den juisten naam van een gevangene wenscht te kennen; daarbij is echter nauwkeurig kijken en vergelijken de boodschap; vooral het aantal klauwtjes aan de laatste tarsen geeft verschil in soort aan.

Nu zal het u wel eens, net als mij, overkomen, dat men u heel welwillend waarschuwt, toch vooral niet met den mond boven de sloot te komen, omdat de gassen, die daaruit