Pagina:Heimans&Thijsse1895InSlootEnPlas1stEdition.djvu/135

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

119

water genoeg in de flesch was. Neem de proef nog eens — en het zal weer gebeuren. Maar als nu weer het doode punt in de gasontwikkeling bereikt is, hevel dan het diepe bord zoover mogelijk leeg en vul het dan weer aan met spuitwater. Het spreekt vanzelf dat dit spuitwater zich door de geheele watermassa verspreidt en dus ook in de flesch met de planten doordringt. En wat gebeurt er nu na eenige oogenblikken? Weldra is de gasfabriek weer in vollen gang — en telkens als er staking in de werkzaamheden komt, kunt ge door nieuwe bijvoeging van spuitwater weer nieuwe ontwikkeling te voorschijn roepen. Voor de zuurstofvorming is dus iets noodig, dat zich in het spuitwater bevindt — gij weet, dat dit ook een gas is, en wel koolzuur. Meteen maakt ge natuurlijk de gevolgtrekking, dat gewoon frisch water dan ook koolzuur bevatten moet, hetgeen volkomen juist is; gij kunt u door de kalkwaterproef ervan overtuigen.

Ook koolzuur is met gewone dampkringslucht in 't water opgelost en kan door verwarming er uit gedreven worden. Laten wij zulk afgekookt water langzaam weder bekoelen, en brengen wij er dan voorzichtig wat waterplanten in, dan zullen we geen gasontwikkeling waarnemen en de planten sterven. Gij weet reeds, dat dieren in zulk van gassen beroofd water ook niet leven kunnen.

Onze planten veranderen dus koolzuur in zuurstof door een eenvoudige aftrekking; ze slikken met kleine mondjes het koolzuur in, bereiden de kool eruit tot voedingsstof en geven de zuurstof als overschot weer terug. De zuurstof zet zich in uiterst fijne blaasjes aan de oppervlakte der bladeren af, die blaasjes vereenigen zich tot belletjes, welke we zien omhoog stijgen, als ze groot genoeg zijn. Niet al de zuurstof bereikt echter de oppervlakte, veel ervan blijft in het water zelve opgelost en dat maakt dan weer, dat de