Pagina:Heimans&Thijsse1896DoorHetRietland1stEdition.djvu/257

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

231

Kijk, bijna deze geheele veer is aan de achterzijde er mee bezet; we zullen één slip van het blad er af nemen; zoo'n zijblad van de varenveeren noemen de plantkundigen een blaadje van de 1ste orde. Zie je wel, dat deze bladslip, dit blaadje van de eerste orde weer een varenveer in het klein is; laten we met dit blaadje nu eens doen, wat we daarnet met de groote veer hebben gedaan; we plukken er weer een zijslipje af; dit is nu al weer een varenblad in miniatuur; dit blaadje van de 2de orde, dit zij-zijslipje zou men haast kunnen zeggen, in navolging van Va-vasal, heeft weer insnijdingen, weer slipjes aan de rand, maar de insnijdingen gaan bij deze varen zóó diep, dat we die kleinste slipjes haast weer blaadjes, dus nu van de derde orde kunnen noemen.

Varenblaadje van de 2e. orde.

 

Let nu eens goed op! Op die blaadjes van de derde orde zit maar één stofhoopje, juist op de nerf; ik zal het maar wat groot teekenen; dit krabbeltje aan de linkerkant beteekent