Pagina:Heimans&Thijsse1897HeiEnDennen1stEdition.djvu/158

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

140

topzwaar zijn van de massa’s stuifmeel, die ze aan hun voorhoofd torsen.

Voor de aardigheid heb ik een paar van die wespen ge- vangen, ik heb ze nog en ’t stuifmeel op hun kop is blijven zitten en goed gebleven ook. Een is er bij, die de bewijzen van twee bloemenbezoeken bij zich draagt, een ander van negen en bij een derde is ’t aantal niet te bepalen: die draagt zooveel stuifmeelklompjes, dat die hij ’t eerst verworven heeft, heelemaal in elkander gedrukt zijn. Ik denk, dat zoo’n groote massa eindelijk door zijn groot gewicht vanzelf moet afvallen, en dat zoodoende de arme dieren dan toch eindelijk die lastige napret van hun smulpartijtjes kwijt raken.

Ook, en dit is niet voor hen, maar voor de orchideeën, eigenlijk de hoofdzaak, verliezen zij bij ieder bloemenbezoek weer iets van hun stuifmeelvoorraad, doordat zij met hun pruik tegen ’t kleverige zuiltje belanden, dat zich achter de purperen honigtrog verheft. Van ’t kruimelige stuifmeel blijft daar iets aankleven, en daar dat zuiltje nu eigenlijk de stempel van de bloem is, wordt zoodoende voor de tal- looze eitjes, die zich bevinden in ’t vruchtbeginsel onder of liever achter het bloemdek, de gelegenheid geopend, om zich tot zaadjes te ontwikkelen.

De wespen, die ik op bloemen van Epipactis latifolia aan- trof, waren geen gewone, maar boschwespen. Ze zijn van alle andere wespensoorten heel gemakkelijk te onderscheiden. Ik wil u dat nog even wijzen, vooral omdat we dan meteen de gelegenheid hebben, te zien, dat die maar al te vaak verfoeide en verafschuwde diertjes heel mooi zijn.

Hoe prachtig is die eenvoudige kleurenmengeling van geel en zwart! Het zwart is de grondkleur, en daarop is 't geel aangebracht op de plekken, waar dit het meeste effect maakt: in ringen om ’t achterlijf, in dwarsstreepen op de rugzijde van ’t borststuk, in een paar plekken vóór op de kop.