Naar inhoud springen

Pagina:Heimans&Thijsse1897HeiEnDennen1stEdition.djvu/171

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

149

langs de weg, die zoo vlak en effen is, dat ge er zonder gevaar voor u en uw wiel, wat natuur genieten kunt!

De specht heb ik nog dikwijls weergezien, en we zijn zelfs vrij goede kennissen geworden, voor zoover dat namelijk met zoo’'n extra schuwe vogel mogelijk is.

We hadden, om zoo te zeggen, een gemeenschappelijk eigendom.

In ‘teerst had hij nog al een hekel aan me en dikwijls heeft hij me uit de verte zitten te verwenschen, als ik bij mijn mierennest zat, dat hij in zijn kortzichtige spechten- wijsheid natuurlijk als ’t zijne beschouwde. Dat nest lag, of liever ligt, aan de groote weg naar Beek, niet ver van de Dasseboom-allée. ’t Is niet groot, maar ’t bestaat uit twee heuveltjes van dennenaalden en takjes, door een allerkun- stigst overdekte weg verbonden. Die weg, daar had ik dadelijk schik in, en ik was heel blij, toen mij bij een nauwkeurig onderzoek bleek, dat die niet bij toeval daar gekomen, maar wel degelijk met opzet door de mieren zelf gebouwd moest zijn.

Ja, dat is een heele historie met die mieren. Toen Salomo de luiaards naar hen verwees, om daar wijsheid op te doen, werden zij al als buitengewoon verstandige diertjes beschouwd en na de dagen van de wijze koning is er nog heel wat over hen gefabeld.

Iedereen heeft wel eens wonderverhalen over de mieren gelezen en dan misschien bij zichzelf gedacht: "nu, daar geloof ik niets van.”

’t Kan geen kwaad, als ge dat van tijd tot tijd denkt, maar daarmee moogt ge niet tevreden zijn, vooral als 't ongeloofelijke toch nog eenige schijn van waarheid vertoont. Dan moet ge geen middel onbeproefd laten, om ’t fijne van de zaak te weten te komen.

Nu heeft een van onze verdienstelijkste tijdgenooten, de