Pagina:Heimans&Thijsse1897HeiEnDennen1stEdition.djvu/18

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

12

sloeg; maar ze kon heel aardig vertellen, zoodat ik onder- de-hand soms vergat, dat zij vertelsels opdischte ; ik geloof, dat zij daaraan onder het praten ook niet dacht.

Zoo staat mij nog levendig voor de geest, wat zij mij op onze eerste wandeling van de hazelworm vertelde.

We hadden al een paar uur samen over de heide gewan- deld; zij had haar mand vol met de kruiden, die zij bij een apotheker bezorgen moest, en ik was in mijn nopjes met een paar bloemen, die ik nooit eerder had gevonden. Het was een mooie, warme dag geweest; de erica die in volle bloei stond, geurde sterk; ’t wemelde erop en er boven van vlinders en kevers; maar in de late namiddag begon de zon, die wij vlak in 't gezicht hadden te steken en voorspelde een onweer.

"We moesten hier in de schaduw van dit boschje een half uurtje uitrusten, tot de zon zoowat onder is,” zei ze; "dat schuine licht hindert me aan de oogen.”

Ik was ook blij met een poosje rust; want de oude vrouw met haar lange beenen stapte altijd stevig door, en ik, met mijn jonge, maar korte beenen, had moeite, haar bij te houden op de hobbelige hei; ik schaamde mij evenwel, te verklaren, dat ik moe was.

We hadden een heerlijk, koel zitje op het mos, midden tusschen twee groote struiken jeneverbes, waarachter een stuk of tien dennen vlak opeen stonden. De schaduw was wel niet zoo dicht, als onder loofboomen, maar de zon hinderde ons niet; een zacht koeltje uit het zuidoosten waaide ons in ’t gezicht en deed de takken boven ons zacht. zuchten. De geur van wilde honing en dennen drong sterk en met golven tot ons door.

Kruiden-Marie zat in gedachten; met haar lange gaffelstok schoof ze over en door de heistruiken vóór ons; de grond was daar zeer oneffen; er waren indertijd stellig plaggen gestoken en gekeerd, voor een beplanting met dennen.