Pagina:Heimans&Thijsse1897HeiEnDennen1stEdition.djvu/257

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

223

met één stijl en stempel. Weet ge van welke roemrijke familie wij hier een onwaardig lid voor ons hebben? ’t Is het Stofzaad (Monotropa Hypopitys) uit de familie van de Ericaceee, een rechtstreeksche verwant dus van de Heide- plant, van de Dopheide, van Andromeda en van het won- derschoone Wintergroen !

Zoo’n parasiet!

Lang heeft hij zich goed gehouden en de geleerden om de tuin geleid. Die menschen zijn altijd nog maar geneigd geweest, om te trachten van zijn bleek parasieten-uiterlijk een vergoelijkende verklaring te geven. Een plant, die geheel voor zichzelf zorgt, moet groene bladeren of stengels hebben, dat staat vast, en wie ze mist, moet door een ander aan de kost geholpen worden. Zoo zorgt de heide of de thijm voor de Cuscuta, de gouden Brem brengt de dikke Bremraap (Orobanche) groot, de paddestoelen leven van en in levende wezens, ’t zij planten of dieren, of van overblijf- selen er van, terwijl ze in ’t laatste geval toch ook weer door de levende planten, wier wortels zij omstrengelen, wor- den bijgestaan.

Het bladgroenlooze stofzaad moest dus ook geholpen worden. ’t Lag voor de hand, de dennen erop aan te zien en lang is dan ook de leer verkondigd, dat ’t stofzaad in zijn jeugd woekerde op de dennen- of beukenwortels (want ook in beukenbosschen komt het voor) en dat ’t dan voedsel genoeg wist machtig te worden, om daar geheel zelfstan- dig een genoegelijke oude dag van te hebben en zonder eenige bijstand bloemen en zaden voort te brengen. Willen we even een Monotropa-groepje uitgraven? Dan kunnen we misschien zelf zien, hoe 't er mee staat.

Nu willen wij dus onderzoeken, of ’t Stofzaad op de wor- tels van een andere plant groeit dan wel of ’t eigen wortels heeft. Als ’t laatste 't geval is, dan kunnen die zelf toch