Pagina:Heimans&Thijsse1897HeiEnDennen1stEdition.djvu/35

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

25

Wat had ik veel aan dat oude mensch te danken; ik geloof, dat ik nooit zooveel van de hei zou zijn te weten gekomen, en er in elk geval niet zooveel van zou zijn gaan houden, als het toeval mij geen kennis met haar had doen maken.

De heide heeft voor mij iets van een zee, zoo groot, zoo ruim; even golvend, maar met veel meer afwisseling voor een kenner en liefhebber van de natuur; die beiden gaan. trouwens altijd samen.

De hemel is er zoo ruim, en de horizon zoo ver, de borst. ademt er vrijer en dieper en het denken is er gemakke- lijker dan ergens anders; zelfs de prachtige en trotsche- bergen benauwen ons laaglanders op den duur, de heide verruimt altijd het gemoed en verfrischt de geest, evenals. de kalme zee, van het strand of van een verdek gezien.

Voor hem, die niet als kind, maar op later leeftijd de- heide leert kennen, ligt er iets stars, iets eentonigs en wee- moedigs in; maar dat verdwijnt bij inniger kennismaking; wie de bekoring van de heide eens, hetzij vroeg of laat ondervonden heeft, hem trekt het hart er telkens weer heen.

Ik woon nu al vijftien jaar in het grootste mieren- nest van ons land, ik zelf een geduldige werkmier. Met lust en tevredenheid werkte ik steeds mijn taak af‚ en vond: er veel moois en goeds; ook in dat woelen en draven is regel en orde te vinden, voor wie er oog en hart voor heeft; maar als de heerlijke vacantie komt, is toch mijn eerste uitstapje altijd weer naar de rustige heide, mijm tweede naar het stille bosch; als ’t kan voor een week, als het moet voor een dag. En roept de plicht mij weer terug aan het dagelijksch werk in ’t drukke menschen- gewemel, dan neem ik als souvenir steeds een brokje natuur van de heide mee, en tracht dat in tuin of huis zoo lang. mogelijk frisch en mooi te houden.