Pagina:Heimans&Thijsse1897HeiEnDennen1stEdition.djvu/77

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

67

zwarte kip met korte hals en platte staart. Ja, die is nu nergens meer te zien; ze zit ergens goed en wel verborgen in de hooge heistruiken. Eieren zijn er nog niet in ’t nest, daarvoor is ’t nog te vroeg in ’t jaar. Papa, de haan, krijgen we zoo licht niet te zien. Wie daar kans op wil hebben, moet met zonsopgang aan de boschkant op de heide zijn. Dan zit hij op een sparretak te roepen, te baltsen, zooals de jagers zeggen. Ga maar mee, het dier laat zich toch niet voor de tweede maal zien; en op het nest komt het niet terug, al waren er eieren in, of ze moesten bijna uitgebroed zijn, dan zit de hen voor goed vast”. De korhoenders zijn hier op de Utrechtsche heide zeldzaam; op de Veluwe heb ik ze vaak gezien, vooral in de buurt van Nunspeet bij de venen; nog meer in Drente. Ook de familie op dit plaatje is daar- vandaan.

Hier bloeit ook nog iets tusschen de lage dophei; helder gele bloempjes, katjes van enkel meeldraden; en er dicht bij, aan een andere struik van dezelfde soort, die plat over de bodem voortkruipt, groengele katjes met stampers. Op een afstand toonen ze niet, maar van dichtbij bezien, is het een fraai bloempje. De roode, dubbele stempels steken naar alle zijden uit.

Een enkele honigbij is er bezig. Bij warmer lenteweer dan we vandaag hebben, wemelt het op zulke wilgenkatjes van allerlei bijen, hommels en vliegen; een verzamelaar kan er vaak een goede slag slaan.

Verwondert het u, midden op de heide wilgen aan te treffen? Dat is niets bijzonders; die staan niet alleen langs de slootkanten. De soort, die wij hier hebben, is de krui- pende wilg; een passende naam, nietwaar? Probeer maar eens het verloop van de stengels te volgen. Hier komen ze uit de aarde, net dikke wormen, die uit een gat kruipen en zich naar alle kanten verspreiden.