14
Een volgend oogenblik beginnen de vleugels op en neer te slaan en daarop klapt het dier ze tegen elkaar; maar nu ziet ge nog de kleurenpracht van de onderzijde der voorvleugels. Zoolang ge nog iets van dat rood en wit en blauw en bruin bemerkt, is de kans op snappen nog niet groot. Hij heeft de voorvleugels nog niet ingetrokken en in een klein deel van een seconde heeft hij ze weer in vliegstand; in dezen stand van een dagvlinder, ik bedoel met dichtgeklapte, maar niet ingetrokken voorvleugels, is het dier nog op zijn hoede.
Eindelijk zakken de kleurige voorvleugels geheel weg, in de achtervleugels; op een pas afstand ziet ge niets dan een grauw geel, bruinachtig of zwart vlak. Het dier heeft dan een bloem gevonden, die hem bevalt; dat wil zeggen: een waar nog honig in is, en waarin zich nog geen ander insect, een mier, een vlieg of een kever bevindt; ook laten ze zich wel eens lokken door schijfjes van appels met honig. Vat nu uw flesch om het papier en houd de stop in de linkerhand gereed; sluip voorzichtig zonder uw voetstappen te doen kraken naderbij; maar zorg dat uw schaduw niet op de vlinder kan vallen; laat langzaam uw flesch tot boven de vlinder dalen; op het oogenblik dat de hals van de flesch bij hem is, snelt de vlinder verschrikt op, ziet licht boven zich en vliegt in de flesch; waarna ge natuurlijk onmiddellijk de stop er op doet.
Het zal u blijken, dat dit eenvoudig kunstje veel vaker opgaat, dan ge misschien denkt, 't Is er niet mee, als met het zout, dat ge op de staart vaneen musch moet leggen, om hem te vangen. De vlinder is werkelijk zoo verdiept in zijn maaltijd, dat hij meestal niets bemerkt vóór de flesch boven hem is. Het vangen valt mee, maar... de gevangen vlinder meestal deerlijk tegen; als hij al eenige dagen van bloem tot bloem heeft gefladderd, is hij al heel