Pagina:Heimans&Thijsse1907VanVlindersBloemenEnVogels 3rdedition.djvu/86

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

80

iets te grijpen was, om er zich aan vast te klemmen; want gelukte dit niet, dan moest het van honger sterven.

Gelukkig dat het eerst na de meeste planten was komen kijken, anders was er weinig kans op een steuntje geweest: doch nu groeide daar vlak bij een grashalm; kijk, nog laat het jonge warkruidplantje zijn dun einde, als een vinger, al tastend in het rond draaien; daar voelt de vinger het grashalmpje en in korte tijd kromt en slingert de vinger er zich om heen. Het kruipt in kronkels naar boven, en nu is de woekerplant zoo goed als gered van den hongerdood.

Zie, nu laat de wortel van het draadje los uit den bodem, hechtschijfjes vertoonen zich en, wie niet beter weet, zou meenen, dat er zich een dun wit wormpje om de grashalm heeft geslingerd. Dat wormpje groeit snel in lengte en dikte, het is echter nog niet te vreden: de grashalm was slechts een ladder om hooger op te komen.

Weer strekt zich,—nu aan den top van de grasspriet, die buigt onder den vreemden last—een dunne, witte vinger in het rond; draait naar links, trekt zich weer terug; naar rechts,—er is niets te grijpen. De vinger groeit uit; wordt een arm, draait weer tastend rond en—ja, daar voelt hij eventjes het puntje van een brandnetelblad, De brandnetel stort zijn gif uit, te vergeefs, het is wellicht juist een aansporing voor den aanvaller om zich nog wat te rekken; want dat bijtend vocht uit het gebroken brandhaar vertelde aan het warkruid, dat zijn liefste offer gelukkig binnen zijn bereik was.

Daar ligt de draad al op het brandnetelblad, en scheidt een gomachtig vocht af; zuignapjes verschijnen en midden uit die napjes dringen zeer fijne draden het blad binnen; nu groeit de draad zeer snel aan, bereikt den stengel van den netel en slingert er zich omheen als een slang; zijn