Pagina:HeimansEli1906MetKijkerEnBus.djvu/135

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

129

en door mooie duinen wil zwerven, spoor ik naar Castricum. Ik kan ieder aanraden dat ook eens te doen. Sla voorbij het station dadelijk links om, neem den eersten overweg den besten aan den Alkmaarschen kant en houdt voortdurend links.

Dan komt ge van zelf op een alleraardigst voetpad, dat eerst een paar minuten gaans tusschen tuinland doorloopt en u brengt tot vlak aan den voet van de hooge mooi belijnde duinengroep, die u uit den trein al zoo verleidelijk tot beklimmen lokte.

Zijt ge nog "jong en vlug ter been" dan zult ge het bloemrijke slingerpad wel niet ten einde loopen; de jongelui onder de veertig zie ik al met handen en voeten opklauteren tegen de steile helling van de Papenberg, zoo heet dat geduinte bij de Castricummers. Maar dat klimpartijtje valt niet mee: 't is nog heel wat anders dan de zandhelling achter Kraantje Lek. Wie eindelijk boven is, gaat ongenoodigd wel even zitten, en die vergeet stellig zijn uitroep van verlichting voor een dito van bewondering; want het uitzicht is verrassend. Naar alle zijden vrij en eindeloos ver. Ge kijkt op eens over heel Noord-Holland heen, over Alkmaar in 't noorden tot aan de echte witte Blinkerts achter Schoorl; boven de torentjes van Castricum en Limmen zeilt een beurtschipper met volle zeilen, er stoomt een bootje op 't Alkmaarder meer. Door een dunne fabrieksrook heen draaien de molenwieken van de Zaanstreek, die nog lang niet alle door de stoom op nonactiviteit zijn gesteld; en met wat goeden wil en een besten kijker ziet ge uw eigen Haarlem of Amsterdam, of althans St. Bavo en den Westertoren. Naar 't westen zijn IJmuiden en Wijk aan Zee heel goed zichtbaar en een tipje van de Noordzee glinstert tusschen twee lage toppen door. De verre zeeduinen zelf zijn grootendeels verborgen achter

9