Pagina:HeimansEli1906MetKijkerEnBus.djvu/16

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

10

ор, passeeren de sluizen bij IJmuiden, werken zich omhoog tegen de steenen van den waterval bij Schaffhausen, de rotsen op de Schotsche kust; ze schuiven, dicht tegen de oevers gedrukt, door 't zand van de Rhône; en dringen landwaarts door tot in de Alpen; ze vormen de montée, zooals de Franschen 't noemen.

Eens heb ik in den IJpolder vlak bij Amsterdam, het staartje van zoo'n intocht gezien. Meestal trekken ze 's nachts, 't liefst bij stormweer of zwoele en regenachtige lucht, en dan duurt de montée maar éen of twee dagen. Bij minder gunstige omstandigheden schijnt het iets langer te duren; althans twee dagen, nadat ik de aaltjes bij duizenden had zien voorttrekken, brachten de schooljongens nog flesschen vol met "kroosaaltjes", zooals zij ze noemden, mee naar huis of naar school. Toen was 't voor goed afgeloopen.

Komt zoo'n aalstroom aan een zijarm van de rivier, dan trekt een deel van 't heir dien arm op, de rest zwemt met groote haast verder.

De aaltjes groeien als ze hun "plekje" bereikt hebben zeer snel. Naar 't schijnt blijven ze een jaar of vijf zes in zoet water en dan gaan ze weer naar zee. In October, voor ver van zee gelegen wateren wat vroeger, in Zuid-Europa wat later, begint de terugtocht. Alsof het afgesproken was, verzamelen zich de alen van de Alpen en Pyreneeën en trekken Zuid- of Noordwaarts іп de richting van de zee, uit alle bijriviertjes voegen zich nieuwe massa's bij hen, en als een dichte levende golf spoedt zich alles naar het zoute water,

Deze aftocht nu was allang bekend; de visschers doen er hun voordeel mee en vangen deze trekaal bij de vleet; de hengelaar heeft er niets aan; want trekkende visschen vreten niet.

Jonge alen komen uit zee, oude trekken er heen. Eieren