Pagina:HeimansEli1906MetKijkerEnBus.djvu/18

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

12

op meer dап 500 М., waar geen ander licht schijnt, dan wat de phosphoriseerende visschen zelf uitstralen.

Bijna alles was dus gevonden, wijfjes met, zij het ook onrijpe eieren en de mannetjes in paringskostuum; de bruiloft zal in den Atlantischen Oceaan gevierd worden, maar nooit waren de eieren of jongen onder 5 cM. gevonden; en dat wijst voor eеп jongen aal al ор een tamelijken leeftijd.

* *
 *

Mag ik u even voorstellen: het merkwaardige glasvischje, sedert honderden jaren bekend als Leptocephalus, alias Dunkop. Een scholletje of kleine tong gelijk, maar met één oog aan weerszijden en niet zooals bij platvisschen met twee oogen aan één zijde. Het diertje is geheel kleurloos, op het oogje na en een paar bruine stipjes aan de buikzijde. Bloed, gal, alles waterblank, zoodat ge met gemak uw krant er dwars doorheen kunt lezen, als ge het diertje er op legt. Wees niet bang dat het teere wezentje onder uw handen sterven zal; het is wel eens in papier verzonden drie dagreizen ver, waar het onverhoopt in levenden lijve bestudeerd kon worden, en, in zeewater gebracht, geheel opfleurde. Het is zoo taai van leven als een aal, die zooals gezien is, eens levend het lijf van den gulzigen aalscholver doorwandelde.

Want, lezer, ge hebt 't al begrepen, indien ge 't niet reeds wist: dat glasvischje is een aal, d.w.z. zooals een rups een vlinder is, en zooals een donderpad of bullekopje een jonge kikvorsch vertegenwoordigt.

Het glasvischje, dat vooral in volle zee, ver van de Fransche en Engelsche kust leeft, is de larve van onze aal, van de gewone paling uit onze sloten, onze vijvers en van onze kermis- of Zaterdagavond-stalletjes.