Naar inhoud springen

Pagina:HeimansEli1906MetKijkerEnBus.djvu/181

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

173

spinnen-orchideeën midden tusschen andere druk bevlogen bloemen; de bijen en hommels vlogen soms voor een zoo'n orchideeënbloem langs, talmden even, alsof ze zich bedachten, en wendden zich af, om een viooltje of een andere bloem te gaan bestuiven.

Nu is 't een bekend verschijnsel, dat bijen en hommels, eenmaal met een bepaalde bloemsoort bezig, zich daar in den regel, althans voor eenige minuten toe bepalen, en niet overgaan op andere soorten, tenminste als er groote voorraad van gelijke soorten dicht bij een bloeien.

De mogelijkheid bestaat dus, dat de orchideeën welke op dieren lijken, alleen daarom bijenbezoek ontberen; er was te veel concurrentie en de bloemen, die 't minst in getal zijn, hebben ook de minst gunstige kansen. Maar een natuuronderzoeker blijft bij zoo'n twijfel niet stilzitten. Detto onderstelde tevens de mogelijkheid, dat de gelijkenis met insecten een bloem beschermt tegen bijenbezoek, althans tegen het bezoek van bijen en hommels, die immers even gaarne en vlijtig andere bloemen bestuiven. Wat toch is hier het geval? De plaats waar, bij de orchideeën in kwestie, het begeerde stuifmeel moet worden vastgehecht door de bestuivende insecten, is zeer klein. Een beleg met een weinigje stuifmeel van een andere soort bloem, en daarmee zijn de meeste hommels en bijen bezet, en dat dus nutteloos is voor deze spinnen-orchis, zal beletten dat bruikbaar stuifmeel de stempelvlakte nog zal kunnen bereiken; en de orchidee zal tot onvruchtbaarheid veroordeeld zijn.

De zooeven genoemde bloemvorm zou dus een afschrikking en geen aanlokking zijn.

Doch dit was natuurlijk niet meer dan een onderstelling, niet al te gewaagd en op feiten berustend; een werk-hypothese, zooals dat in de natuurkunde heet. De opsteller van de hypothese