Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/146

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

146

In verreweg de meeste gevallen heeft de plant geen voordeel van zijn gastvrijheid ten opzichte van het galdiertje.

1. Mijtengal op een lindeblad.

1. Mijtengal op een lindeblad.

Toch verschaft de plant het niet alleen huisvesting, door een taaie laag te doen groeien rondom de kamer van het dier, een stevige wand dus, die het tegen vijanden en wind en weer beschermt, maar bovendien geeft de plant het dier den kost; want aan de binnenzijde van de larvenkamer vormt de plant een laagje voedsel, dat voldoende is, om het diertje te doen groeien, tot het als volwassen dier de woning verlaat.

2. Gal van een aaltje op een kiemplant van een ui.

2. Gal van een aaltje op een kiemplant van een ui.

Wie een galappel van het eikeblad—om maar bij een gewoon geval te blijven—doorsnijdt, als hij nog jong is, kan de voedingslaag wel vinden; de beschuttingslaag is zoo dik, dat ze vaak meer dan de halve doorsnede in beslag neemt, de buitenste huid of schil daarvan is dun en taai, dan volgt een meer sponsachtige massa van cellen, daarop meestal nog weer een hardere holle bol—op de doorsnede dus een cirkel—die de binnenste beschuttingswand zou kunnen heeten.

3. Wortelgal van een snuitkever op koolzaad.

3. Wortelgal van een snuitkever op koolzaad.

Dan komt weer een duidelijk afgescheiden kring en dat is de provisiekamer, in dien zin, dat ze kamer en provisie gelijk is. De larve vindt er zij aan zij de potjes met eten klaar staan.

Een wonderlijke geschiedenis, als men 't goed nagaat; we hebben hier een beestje,