Naar inhoud springen

Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/188

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
 

XXVIII.

In Artis.


 

In Maart begint het al weer goed te worden in Artis; vooral om 's morgens vroeg rond te wandelen en de beginselen van dierstudie al vast eens weer te repeteeren. Voor de meeste stadsmenschen zijn de dagen dan nog te kort; wat er buiten te zien en te hooren valt, is nog te weinig loon voor de moeite en de kosten van de reis.

Mijn liefste hoekje, om stil te staan in 't begin van Maart en dierstudies te maken, is vlak voor de kievitenvolière; daar heb je een vrij gezicht over den stillen hoek van den zwanenvijver, en als daar niets gebeurt, wat de aandacht waard is, dan stellen de kieviten aan 't eene eind en de wulpen, de scholeksters en kemphaantjes aan 't andere, allicht schadeloos door iets te vertoonen, dat ge precies zoo in Bird Watching van Selous hebt gelezen, of iets dat een haast ongelooflijke waarneming van Long ten volle bevestigt.

Maar er is in 't vroege voorjaar meestal wel iets in den zwanenvijver op te merken, dat voorloopig kieviten en tureluurs doet vergeten.

De eerste luwe dagen hebben den echten lentegeur en brengen het lentegevoel in de vogels. Eventjes popelde het al, een paar weken geleden, in de zwarte zwanen; meer dan gewoonlijk vlogen ze met zware slagen over de oppervlakte van het water, van 't eene eind van den vijver naar het