Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/195

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

195

Dan zijn er ook vaak jonge poema's in de roofdierengalerij, het jonge dier is een snoezig poesje; om zoo op de schoot te nemen; het is in September een paar weken oud en nog wat onvast op de pooten, 't kijkt ook nog heel nieuwsgierig naar de menschen en beschouwt zijn moeder's staart als geschapen, om hem tot speelgoed te dienen.

De jonge kraanvogel, het elk jaar terugkeerende cadeau aan Artis van de beide Chineesche vogels die achter in den tuin een villa apart hebben, is al flink gegroeid; hij heeft nog 't bruin met gele jeugdkleed aan, maar stappen doet hij al zoo kranig als pa en ma. Om te schaterlachen is het, als zij met hun drieën parademarsch maken; het jong kijkt schuin naar de pootbewegingen van zijn ouders en tracht het net zoo statig na te doen; wat een enkelen keer mislukt, doch dan trippelt hij gauw weer in de maat, en stap, stap, gaat 't verder.

Het meeste bekijks zal, als 't er weer is, het jonge nijlpaard waarschijnlijk ten deel vallen. Wie het treft, dat het buiten is, of uit of in het bassin wandelt, mag van geluk spreken; dan alleen krijgt men het goed te zien. In 't binnenbassin komt meestal niet veel meer dan de kop boven water, als het met de moeder aan 't stoeien is. Het is wat slanker en wat roziger van tint dan de logge ouders, overigens een goed geslaagd copie, zonder de tandjes.

Er zijn nog meer jongelui. In Augustus wordt er een bison geboren, jaar op jaar. Wat een verschil, dat nuchtere kalfskopje naast den reusachtigen bullekop van den ouden stier.

Hoeveel camera's er al gericht worden op het mooi roodbruine beest, terwijl het zoo ongegeneerd zijn levende melkflesch leeghaalt, is niet te zeggen; maar zelden echter gelukken zulke foto's. Het moeten natuurlijk moment-opnamen zijn