Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/30

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

30

zoo te zeggen, die nieuwe bronnen van bestaan moeten opsporen, andere schatkamers vinden, tegen den tijd dat de reeds bekende leeg raken.

Zulke pioniers of prospectors nu volgen een practische taktiek, zoo althans vertellen de roetpapieren. Zij loopen een kort eindje in rechte lijn van 't nest weg, beschrijven dan een bocht of een lus en keeren zoo op hun schreden, d.w.z. op hun eigen spoor terug; daarna loopen ze denzelfden weg nog eens, maar snijden een of meer bochten af, wanneer de terugweg den heenweg raakt of kruist. Soms is op den terugweg al een of andere lus afgesneden. Steeds verder verwijderen ze zich van 't nest; naarmate de gebaande en bespoorde weg langer wordt, vallen alle onnoodige bochten en lussen weg. Deze waren noodig om een zoo groot mogelijke oppervlakte af te zoeken; maar is daar niets van mierengading te vinden dan weer terug op den kronkelweg, tot de hoofdweg is bereikt.

Duidelijk is ook een verschil in snelheid op te merken; de diertjes welke een onbegaan pad moesten volgen, loopen niet zoo vlug als gewoonlijk; bedachtzaam zou men zeggen, voetje voor voetje, met de sprieten voortdurend de terra incognita peilend en bekloppend; maar is de rechte spoorweg bereikt, dan gaat het in een snelle vaart, zonder weifelingen of tastbewegingen voorwaarts.

De afbeelding hierbij geeft eenigszins een idee van wat op zoo'n roetblad te lezen staat; maar de taal is meestal alleen verstaanbaar voor den onderzoeker, die zelf de diertjes op zijn proefpapier heeft zien loopen.

Zoo geeft de lijn met a aangeduid den weg aan die een diertje volgde; het maakte heel wat bochten en lussen, maar bereikte de lekkernijen niet; het keerde op zijn spoor terug en sneed daarbij een van de twee lussen af.