Naar inhoud springen

Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/63

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
 

IX.

Berberissen.


 

In een hoekje van Crailoo, niet ver van den straatweg en toch verborgen, daar bloeiden ze volop. Een tiental berberissestruiken stonden er mooi in 't fijne jonge blad, beschermd door puntige bruine doorns, en rondom hingen de donkergele trosjes neêr.

't Was een lust ze weer te zien, daar op de ruigte, bewassen met roode wikken, heide en boschviooltjes. Waarschijnlijk is daar jaren geleden een tuin geweest; want, tusschen berberissen, meidoorns en andere hooge wilde kruiden en heesters, den voet verborgen, in een bed van paarsche hondsdraf, boterbloemen en hagelwitte sterremuur, stak er een Weigelia zijn takken schuin omhoog, het blad wat klein, en haast verdwenen onder de massa wijnroode bloemknoppen.

De berberissen bloeiden zoo rijk, de trosjes hingen zoo bevallig tusschen bladerpluimpjes aan de zwak gebogen twijgen, dat ik dadelijk schetsboek en potlood voor den dag haalde. Het was heelemaal mijn plan niet geweest daar gaan zitten teekenen, ik wou alleen maar in 't voorbijgaan het van ouds bekende plekje even bekijken, mij overtuigen, dat alles er nog groeide als voorheen en dat het nog niet voor bouwterrein was aangeslagen.

Maar toen ik er eenmaal zat te schetsen, kon ik er niet meer vandaan; de lucht was zoel en vochtig geworden; een