Pagina:Hertogenbosch en derzelver inwoners bij het begin der negentiende eeuw.djvu/43

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen
( 35 )

Zie dan, zie met verwilderde ogen,
ô Bijgeloof! naar 't groot vermogen,
Daar U de Waarheid van berooft.
Vergeefsch wilt Gij haar Leer en Wetten,
Door vuile dwaling, nog beſmetten;
Haar Licht word noit door U verdoofd.
Vermet’le! niets zult Ge op haar winnen,
Zij word door 's Hoogsten Schild bedekt;
Gij heerscht alléén in zwakke zinnen,
In Geesten, daar Ge ſchrik verwekt.[1]

  1. De Mensch. VIII. Deel. I. Stuk. Bl. 110.