Pagina:Het Koninkrijk Deel 02 Neutraal (1969).djvu/8

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen
 

HOOFDSTUK I

Koningin Wilhelmina


Het was in een stemming van grote verontwaardiging dat jhr. mr. B. C. de Jonge, de latere gouverneur-generaal van Nederlands-Indië, zich in de namiddag van de 16de mei 1918 (kort voor het einde van de eerste wereldoorlog dus) naar 'De Ruygenhoek' begaf, het buitenverblijf van koningin Wilhelmina bij Scheveningen. Hij was op dat moment sinds bijna een jaar minister van oorlog in het kabinet-Cort van der Linden; op 'De Ruygenhoek' zou de koningin hem in audiëntie ontvangen en het zou een bewogen, ja een dramatisch onderhoud worden. Want wat was geschied? Aan hem, de verantwoordelijke bewindsman, had zich de overtuiging opgedrongen dat generaal C. J. Snijders, opperbevelhebber van land- en zeemacht sinds het begin van de oorlog, ontslagen diende te worden; dat was ook de overtuiging geworden van al zijn ambtgenoten behalve de ministerpresident - maar de koningin had twee dagen tevoren duidelijk gemaakt dat zij er niet aan dacht, een koninklijk besluit, strekkende tot het verlenen van eervol ontslag aan de generaal, te ondertekenen.

Vanwaar dit conflict?

Vier weken tevoren, medio april 1918, was er opeens grote spanning gekomen in de verhouding tussen het neutrale Nederland en het oorlogvoerende Duitsland. Duitsland, dat het grootste gedeelte van België bezet hield, had geëist dat het via Limburg aanzienlijke hoeveelheden zand en grint naar België zou kunnen overbrengen: die materialen had het daar nodig voor het aanleggen van betonnen versterkingen. Het Nederlandse kabinet had doorvoer op grote schaal geweigerd; sinds de eerste wereldoorlog begin augustus '14 uitgebroken was, was het beleid van dat kabinet er immers op gericht geweest, alle handelingen na te laten die een der twee strijdende coalities terecht zou kunnen beschouwen als in het directe voordeel van de tegenstander. Duitsland had de weigering van die zand- en grintdoorvoer hoog opgenomen: korte tijd zag het er naar uit dat ons land het lot ten deel zou vallen dat België in augustus '14 getroffen had: Duitse invasie, Duitse bezetting. Dus lieten op 22 april de rninister-president en de minister van oorlog, Cort van der Linden en de Jonge, generaal Snijders bij zich komen: de opperbevelhebber van land- en zeemacht moest weten wat hem onverhoopt te wachten stond.

1