Pagina:Het Swervende Portret.pdf/14

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

4 HET SWERVENDE PORTRET.

En dat is nouw een leelik spook,
In Jouw gezicht, hoe zel jy 't maaken,
'k Weet niet hoe Jy aan 't Wyf zult raaken
Je hebt staag weer wat nieuws in 't Zin,
'k Hou niet van zulk een zotte Min,
De Min kweld my wel mee, maar trouwen
Daar kan ik kwalik 't Lyf by houwen,
't Is Liefde tot myn maag, myn Heer,
Kyk, die bemin ik wonder teer.
Maar evenwel, om weer te spreeken
Van Margareet, wat selleweeken,
De Meid, is lykewel ook mooy,
Al is hat juist geen lichte kooy
Gelyk als dat Portret zal weezen;
Ken jy dat in de Brief niet leezen
En ook myn Heer, in algeval,
Al ben je gek, je bent niet mal.
Jy zult een dier niet willen trouwen,
Dat zig laat op een kaamer houwen.


 F r e d e r i k.


'k Zeg hou de mond, jou lompen bloed,
Of ik zal maaken dat je 't doed,
Wie raad u Reékel, zo te spreeken
'k Wil haar niet hebben vergeleken
By Margareet, 'k zeg houd de bek,
Wie zag zyn leeven grooter Gek
Als gy zyt, maar ik wil u zweeren,
Zo jy weer komt de Gek te scheeren
Met myn ,'k zal u op staande voet
Doen zien, dat jy vertrekken moet.


 J o o r i s.  Op zyn Knien,


Och! Heertje heb ik iets misdreeven,
Wilt het u Dienaar tog vergeeven.
Ik zal my bétren, en zal Jou

By blyven, tot de dood getrouw,

En