Pagina:Het Vaderland vol 052 1920-08-07 Avondblad.pdf/1

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
Zaterdag 7 Augustus 1920 AVONDBLAD A
Twee-en-vijftigste Jaargang
Bureau ’s-Gravenhage, Parkstraat 25 Telef. Haag 3118. Postcheque- en Girodienst No. 8297

PRIJS VAN HET ABONNEMENT PER KWARTAAL.

Door geheel Nederland 5.00
(Porti bij tijdelijke opzending naar een ander adres worden extra berekend).
O.- en West-Indië en overige landen (in één zending) bij vooruitbetaling 9.50
Incassokosten per kwitantie 0.10
Losse nummers 0.07½

Politiek Hoofdredacteur: A. ROODHUIJZEN.

HET VADERLAND

STAAT- EN LETTERKUNDIG NIEUWSBLAD

Het Vaderlandt ghetrouwe
Blijf ick tot in den doet.
Wilhelmuslied.

verschijnt tweemaal per dag.

Directeur: ERNST DE LANG.

PRIJS DER ADVERTENTIEN.

Aan 1—6 galjardregels met bewijsnummer f 3.07
Elke regel meer 0.60
Reclames van 1—4 regels 4.07
Elke regel meer 1.—
Dienstaanbiedingen à contant (5 regels) 1.—
Incassokosten per kwitantie 0.10

Algemeen Hoofdredacteur: A. A. HUMME.



NIET GEWENSCHT.

De Maasbode is verontwaardigd over een artikeltje door Mr. Frans Coenen in de (nieuwe) Groene geschreven over de aanschaffing van eene nieuwe lijkkoets voor het Koninklijk Huis.
Wij ook; wij hadden niet gedacht, dat de auteur van „Een Zwakke” zich aldus zou hebben kunnen verlagen.
Wij kunnen het artikeltje niet onder de oogen van onze lezers brengen, omdat wij ons blad niet ontsieren willen, het moet geestig verbeelden, maar het is zelfs niet eens moppig; het is goor en zuur.
En men zou van dezen schrijver althans mogen verwacht hebben, dat hij wist op welke eere(?) naam hij aanspraak maakt, die eene dame niet respecteert.
Maar zijn wij even verontwaardigd als De Maasbode, wij komen toch niet tot dezelfde conclusie. Het blad schrijft: „Men proeft uit dit wrange proza de minachting en den afkeer van dezen „intellectueel” voor de persoon, die in het gelukkig nog niet naar Russisch systeem geregelde Nederland de Draagster is van het wereldlijk Gezag en niet minder voor het instituut van het Koningschap als vorm waaronder dat Gezag in de huidige omstandigheden manifesteert. Het is waarlijk niet te verwonderen, dat waar zulke schande-taal straffeloos in ons vrije land kan worden rondgevent, ondanks het gehuil tegen de anti-revolutiewet, zelfs goedmeenende edelachtbaren het spoor bijster worden en zich tot ondoordachte besluiten laten verleiden, die — geheel tegen de bedoeling, zoo wij mogen aannemen — slechts voet geven aan het schrijversdom, dat te vuur en te zwaard het gezagsidée vervolgt als werkzaam middel om het gedachtenleven van ons volk voor hun revolutionaire oogmerken meer toegankelijk te maken.”
Uit deze uiting van het Katholieke blad blijkt, dat het betreurt, dat een artikeltje als dat van den Hr. Coenen niet strafbaar is, wat het zeker niet is; zooveel is er in dezen schrijver van den jurist wel overgebleven, dat hij daarvoor gezorgd heeft. Maar zelfs, al zou de structuur voor strafbaarheid wel gevonden kunnen worden, dan zouden wij vervolging niet gewenscht achten. Het Gezag staat te hoog om op alle slakken zout te leggen, en een Gezag dat voelt, dat het zulks doen moet, zou daardoor slechts bewijs geven, dat het weet, dat het zijne fundamenteele kracht, die is de erkenning van zijn rechtmatigheid door de overgroote meerderheid van de bevolking, is kwijtgeraakt.
De constitutioneele monarchie heeft het ten onzent gelukkig niet noodig de schrijver van een poenigheidje tot martelaar te maken, dat is slechts droeve noodzakelijkheid voor die regeeringen geweest, wiens bestaanszekerheid op machtsvertoon berustte.
Mr. Frans Coenen, zeer jong in de politiek, en plotseling als communist ter wereld gekomen is slechts in de fout vervallen van zoovelen, die meenen, dat de strijd dien ze tegen eene bepaalde staatsinstelling voeren, zou moeten meebrengen en neerhalen van den persoon, die daarin het hoogste gezag voert. Het is hem ontgaan, dat wie voor de radenrepubliek wil strijden, zijne principieele bedenkingen tegen de monarchie naar voren moet brengen, en dat iedere bespotting van eene daad van de Koningin, die geene regeeringsdaad is absoluut buiten het recht van zijne beschouwing valt. Hij heeft met de aanschaffing van eene lijkkoets door H. M. de Koningin niets te maken, even weinig als De Maasbode met het jood-zijn van den Hr. Kleerekoper. En dat zeggen wij waarlijk niet als voorstander van de constitutioneele monarchie, en omdat het de Koningin geldt; toen Prof. Hector Treub, de te vroeg overledene, zich indertijd veroorloofde de partijgenoote en leidster van Mr. Frans Coenen te bestrijden met een beroep op hare weelderige levenswijze, hebben wij daarover direct in zeer duidelijke bewoordingen onze afkeuring uitgesproken.
Vervolging van zulke artikelen als van Mr. Frans Coenen zijn daarenboven uitermate onpractisch. Heel wat verstandiger was de leeraar aan eene H.B.S., van wien wij nu iets gaan verhalen. Deze attrapeerde een zijner leerlingen op een hartgrondig G. v. d., en gaf hem als straf daarvoor een opstel over het verkeerde van het vloeken. Tot recht verstand van hetgeen nu volgen zal, zij vermeld, dat die leeraar bij bijne leerlingen den bijnaam van Mozes droeg, omdat zijn uiterlijk het Israëlitisch type had. Het opstel van den deliquent, die noch zuur noch goor was, maar een grappenmaker eerste qualiteit, begon aldus: Gij zult den naam des Heeren uws Gods niet ijdellijk gebruiken, dat heeft Mozes gezegd. Het vervolgde: Als alle leeraren aan H.B.S. — hier was het woord leeraren zeer fijn doorgehaald, zoodat het duidelijk te lezen bleef, en in leerlingen veranderd — telkens als ze vloekten, daarvoor gestraft werden, zou de gang van het onderwijs ernstig worden verstoord. En zoo ging het van hetzelfde laken een pak, een paar bladzijden door. Toen de leerling het opstel overhandigde zag de leeraar het met een onverstoorbaar gezicht door, en zei na lezing doodkalm en zonder eenige affectatie: Ik ben blij dat gij uwe fout inziet, verval daarin niet meer.
Toen deze leerling, na geslaagd eindexamen, van genoemden leeraar, dien hij gaarne lijden mocht afscheid kwam nemen, en gezellig met hem over den schooltijd, die achter hem lag zat te praten, zei hij: Mijnheer, ik ben eens vreeselijk boos op u geweest. Wanneer dan? was het antwoord? En toen kwam het er uit: Op dien dag, dat ik u mijn opstel over het vloeken overhandigde, ik had het heel de klasse eerst laten lezen, en al mijne kameraden spitsten er zich bij voorbaat op, wat de gevolgen van mijne vrijmoedigheid zou zijn, en U sloeg mij morsdood door uwe prachtige zelfbeheersching. Ja, voor wie gezag oefent is de ars nesciendi (hier bedoeld als de kunst om te doen alsof men iets niet weet) eerste eisch. Laat de schotschrijvers, zoolang als het eenigszins kan, vrij loopen, dat is de grootste straf, die men hun kan opleggen.
Dat de Hr. Kooyman, de man Van de onnoozele vlaggenhistorie in Purmerend, tot zijn onbenulligheidje zou zijn gekomen door de schrijverij van Mr. Coenen, wordt er door De Maasbode bij de haren bijgesleept, en lijkt ons niet wel mogelijk. Wij zullen in dit geval wel weer te doen hebben met het streven van den vrijzinnig-democraat om den sociaal-democraten in het gevlei te Komen. En de man dacht wonder slim te wezen, toen hij zich tegenover alle feestdagen in ons volk neutraal verklaarde, en in overeenstemming daarmee het besluit doordreef, dat er op de nationale feestdagen geen vlag meer van het stadhuis zou waaien.
Dit verraadt alle gemis aan begrip wat de taak des burgemeesters is. Hij is drager van het hoogste gezag in de gemeente, daarom moet hij als burgemeester de erkende nationale feestdagen als zoodanig erkennen, en dus op 2 en 31 Augustus de vlag van het stadhuis laten wapperen. Als mijnheer Kooyman kan hij doen en laten wat hij wil; hij behoeft uit zijn eigen huis de vlag niet uit te steken, kan desnoods daarvan de luiken op die dagen sluiten en vasten en boete doen, maar als burgemeester kan, noch mag hij de nationale feestdagen negeeren. Als Troelstra’s pogen in November 1918 ware gelukt, en wij hier de socialistische republiek hadden gekregen, zou natuurlijk 1 Mei de nationale feestdag zijn geworden, en dan zou op dien dag van alle gemeentehuizen de vlag moeten zijn uitgestoken, al zouden er dan ook heel veel burgemeesters geweest zijn, die voor hun persoon dit veel liever gelaten hadden. Dat deze eenvoudige waarheid sommigen maar niet aan het verstand is te brengen! De ambtenaar is nu eenmaal niet vrij en kan niet vrij zijn. Als een Minister van Financiën, die protectionist is, een van zijne ambtenaren, dien hij daartoe den bekwaamste acht, opdraagt het avant-projet van eene verhooging van het Tarief te ontwerpen, zal deze aan die opdracht moeten voldoen, ook al is hij in merg en nieren vrijhandelaar, en al vindt hij de Tariefsverhooging eene ramp voor zijn land. En niet alleen, dat hij aan die opdracht moet voldoen, maar hij zal zoo goed mogelijk werk in den geest des ministers moeten leveren, anders zou hij ten eenenmale in zijn plicht als ambtenaar te kort schieten. De ambtenaar is nu eenmaal een van de officieren op het schip van Staat, en dat schip zou onvermijdelijk op de klippen te barsten stooten, als ieder officier daarvan slechts met eigen wenschen rekende, en een ander parool kende dan dat van den commandant. Wie dat niet inziet, make zich los van het ambtenaarschap om het te verruilen voor het leven in de vrije maatschappij. Waarin echter ook niemand geheel Vrij is; wat zou men zeggen van een sociaal-democratisch conducteur van de tram, die weigerde op Koninginnedag zijn dienst te verrichten, omdat dan de wagen, waarop hij rijdt, op last van zijne directie met oranjevlaggetjes versierd is? De leider van zijne vakorganisatie zou hem zeker zeggen, dat hij zich op een absoluut verkeerd standpunt plaatste; en welke eischen dan ook door die vakorganisatie zijn gesteld, nooit die, dat anti-monarchale conducteurs niet op met oranje getooide tramwagens zullen behoeven te rijden. Die vakorganisatie heeft beter te doen, en begrijpt zeer goed, dat die vlaggenversiering der wagens eene orangistische manifestatie is van de maatschappij.
Wat ons in de gevallen Goenen en Kooyman de meeste ergernis geeft, dat is het pietluttige. Hoe klein moet iemands gezichtshoek niet wezen om zich te verbeelden, dat in den grooten strijd tusschen republiek en monarchie, dien wij in zoo velerlei vorm om ons heen ontwaren, eenige invloed zou kunnen uitgaan van poenige artikelen over eene Koninklijke lijkkoets of het niet uitsteken van een vlag. Pourvu qu’on s’amuse. Dat er nog menschen onder ons zijn, die bij het groote wereldgebeuren om ons heen, dat ons allen voor vragen stelt, waaronder zoovele, die wij nooit gedacht hebben te behoeven te beantwoorden, behagen scheppen in zulke — tranchons le mot — keutelarijen, is verbijsterend. Misschien zijn zij echter gelukkig in hun knus geestelijk lilliputterschap. Hun gedoe is voor ons echter van niet meer waarde dan de rede van het bekende Kamerlid, die zich meer dan een half uur druk maakte over de vraag ot het woord „saluut” in de stukken, die van de Regeering uitgaan, met één dan wel met twee u’s moet worden geschreven. Cort van der Linden heeft genoemden volksvertegenwoordiger er toen onder groot gelach van de Kamer eenige oogenblikken danig tusschen genomen en dat is de goede manier. En daarom Maasbode, roep niet dadelijk om justitie en politie tegen Coenen, en geef hem niet de schuld, dat hij dien onbenulligen burgemeester in het kaasstadje heeft aangestoken, maar lach hem uit en laat hem loopen. Hij kan, wat ons betreft, op dezelfde wijze doorgaan, daarmee kwetst hij niemand dan zichzelven.







KUNST- EN LETTERNIEUWS



KURHAUS.

Aan het weekprogramma van 8 tot 14 Augustus in de Kurzaal te Scheveningen is o. a. ontleend:
Zondagavond solisten-concert van het Res.-Ork. onder leiding van prof. Schnéevoigt, solisten Josef Schwarz, bariton en Jean Devert, viola. De heer Devert speelt het concert van Hanns Sitt, Josof Schwarz zal zingen Spiegel-aria uit Les Contes d’Hoffmann van Offenbach, aria di Prowena il Mar uit Traviata en Wotans Abschied von Brunhilde en Feuerzauber uit Die Walküre.
Maandagavond Hofstad Tooneel, dir. Cor. van der Lugt Melsert. Opvoering van Dat wat je niet hebt...... Onschuldig spel van ’t schuldige verhouding in drie bedrijven van Betsy Ranucci-Beckman.
Dinsdagavond dansavond door Lucy von Pricelvic-Kieselhausen onder begeleiding van het Res.-Ork., directeur Henk van den Berg.
Woensdag 11 Aug. kindermatinee o. l. v. Antoinette van Dijk, s avonds Fransche avond onder bescherming van de Fransche legatie. Solist: Jacques Thibaud, viool. Het programma wordt ingeleid met de Marseillaise, gevolgd door de Symphone Fantastique van Berlioz. Het tweede gedeelte behoort aan Jacques Thibaud, die zal voordragen do symphonie espagnole van Lalo.
Donderdagavond tweede dansavond door Lucy von Pricelvic-Kieselhausen.
Vrijdagavond achtste symphonie-concert, solisten Frl. Karl Branzell, mezzo-sopraan, die zal optreden met aria uit Orpheus van Gluck en liederen van Grieg.
Op 17 en 19 Augustus wordt het optreden verwacht van het Petz-Kainer ballet.



NATIONALE OPERA.

De samenstelling van het gezelschap der Nationale Opera voor het 2e speelseizoen luidt als volgt:
Willem van Korlaar Jr., directeur; Albert van Raalte, algemeen muzikaal leider en muziek-directeur; Karel F. van Bijlevelt, algemeen zakelijk leider en plaatsvervangend directeur.
Henry Engelen, 1e regisseur; Pierre Verstraatee, 1e regisseur; Jacq. van Bijlevelt, 2e regisseur; Hermann Flohr, 2e regisseur; Willem Deering, decorateur; Sem Dresden (als gast), kapelmeester; Henri Zeldenrust, kapelmeester; Willem Lohoff, 1e concertmeester tevens kapelmeester; Leo Ruygrok, 1e solo-cellist, tevens kapelmeester; Willem Gehrels, koor-directeur; Jacoba S. Heuckeroth, solo-harpiste.
SOLISTEN: Jac. Urlus, Heldentenor (als gast voor het seizoen); Liesbeth Poolman-Meissner, hoogdramatische zangeres; Helene van Raalte—Horneman, jeugdig dramatische zangeres; Faniëlla Lohoff, dramatische zangeres; Lea Fuldauer, eerste coloratuur soubrette; Greta Santhagens—Manders, dramatische zangeres; Maartje van der Meer—Offers, alt en mezzo-sopraan zangeres; Else Heinrich, coloratuur-zangeres; Magda Litef, jeugdig dram. zangeres; Greta de Hartogh, alt en mezzo-sopraan zangeres; Fritzi Pollak, coloratuur-soubrette; Annette Gardenier, mezzo-spr. zangeres; Elize de Haas, colorateur soubrette; Louis Dornay (als gast), heldentenor; J. R. Schulze, lyrisch tenor en tenor demi-caractère; Rudolf van Schaïk, lyrisch en jeugdig heldentenor; Louis van Tulder, lyrisch tenor; Jos. Besselink, tenor; Jan Steinmetz, tenor; Richard van Helvoirt-Pel, heldenbariton; André Span, lyrisch-bariton; John de Nocker, lyrisch-bariton; Hendrik Kubbenga, serieuze bas; Coen Muller, basse-chantante; Jacq. van Bijlevelt, tweede bas en bas-buffo; Bernard Leeuwin, derde bas.
Dans-Ensemble onder leiding van Lilli Green en Margaret Walker.
Uit de volgende nieuw in te studeeren werken zal een keuze gedaan worden.
De Lachende Cavalier, Julius Röntgen; Een Meidroom (naar Adema van Scheltema), Cornelis Dopper; D. Vlie(gende Hollander, Wagner; Het Rijngoud, Wagner; De Bruilolt van Figaro, Mozart (met secco-recitatieven van Hermann Levi); Don Giovanni, Mozart; Elektra, Straus; Revolutiebruiloft, d’Albert; De Dorpsschool (Terakova), Weingartner; De Getemde Feeks (naar Shakespeare), Hermann Goetz; De Vleerhuis, J. Strauss; Louise, Carpentier; Samson en Dalila, Saint-Saëns; L’Heure Espagnole, Ravel; Don Pasquale, Donizetti; De Afreis, d’Albert; De Barbier van Bagdad, Cornelius.
Wederopvoeringen van: Lohengrin, Tannhäuser, Wälküre, Siegfried, Tristan en Isolde, Fidelio, Czaar en Timmerman, Laagland, de Doode Oogen, Tooverfluit, Zwerver, Faust, Carmen, Mignon, Hugenoten, Hoffmann’s Vertellingen, Dochter van Mme Angôt, Barbier van Sevilla, Rigoletto, Troubadour, Aïda, Cavalleria, Paljas, Bohème[,] Tosca, Butterfly.
Balletten: Les p’tits Riens, Mozart; Carnaval, Schumann; Le Spectre de la Rose, Weber-Berlioz; Der Gott und die Bajadere, Leopold Kreutzer; La Péri, Dukas; Ma Mère l’Oye, Ravel.



TENTOONSTELLING WEEFKUNST EN CERAMIEK.

Van de tentoonstelling van weefkunst en ceramiek, welke in het Museum van Kunstnijverheid te Haarlem van 15 Mei tot 7 Juli is gehouden, wordt ons het volgende medegedeeld:
De tentoonstelling bevatte werk van 69 inzenders uit Frankrijk, Engeland, Duitschland, Oostenrijk, Zwitserland en Nederland. De catalogus telde 336 nummers van tentoongestelde voorwerpen, waarvan een groot deel kopers vonden. In het geheel zijn verkocht aan Fransch werk 49 stuks, nabesteld 19 stuks en 5 complete serviezen; Engelsch werk 8 stuks, nabesteld 3 stuks; Duitsch werk 9 stuks, nabesteld 6 stuks; Oostenrijksch werk 12 stuks, nabesteld 8 stuks; Nederlandsch werk 9 stuks nabesteld 2 stuks. Van de afdeeling Poolsche volkskunst zijn verkocht 16 stuks en nabesteld 20 stuks. Tot hen van wie op de tentoonstelling werk verkocht is behooren Bayr (2); Buthaud (1); Chaplet (5); Goudyser (3); Dammouse (5); Dresler (9); Follet (1); Coupy (12); Huszar (1); Luce (1); Lunn (8); Massoul (3); Methey (1); Morceau Nelston (3); Nathan (2); Oosterloo (1); Senf (1); Rapin (12); Rumèbe (5); Siewertz van Reesema (3); Schouten (2); Visser (1 en Vrij Mauser (1); 58 stuks werden nabesteld.
Er waren 3000 bezoekers onder welke de heer Roëll, commissaris der Koningin in Noord-Holl., de heer Maarschalk burgemeester van Haarlem, de heer Siegfried, gezantschapsraad en de heer Asselin, secretaris van de Fransche legatie. De Fransche gezant, de heer Benoist, wiens bezoek was aangekondigd, was onverwachts verhinderd.



X-BEELDEN.

(Ingezonden.)

Toen ik de in het Avondblad van het Vaderland van 4 Augustus uit de Stijl overgenomen rebus las, heb ik er eerst genoegelijk om gelachen, daarna gingen me voor en na lichten op. Ik beschouw het nu als een korte filosofische samenvatting van ’s levens loop. Verklaring:
Hé hé hé: de kreten bij zijn geboorte.
De volgende drie regels vragen uitdrukkelijk of u zich deze gebeurtenis herinnert, dus nog lichamelijk kunt voorstellen.
O n met de daarop volgende regels wijzen er op, dat dit feitelijk „niets” is, onbepaald vaak plaatsgrijpend, tot in het onbeperkte, zich niet bekreunend om tijd of ruimte (of er wel plaats is, en waar die plaats is.) Zoo was, is en blijft het in verleden, heden en toekomst, of wel: ook in de tijden na deze en in die achter gindsche tijden, nl. altijd-door: embryonale toestanden, gevolgd door „de verschijning” van nieuw leven.
Maar nadert de dood, dan is dat leven een, vergeleken bij de eeuwigheid, weinig beteekenend dagboekje, gehavend, niet overal duidelijk meer, dat de grijsaard van achteren naar voren beschouwt en overdenkt. Dan komt de dood: zijn hart tikt niet langer, voor hem is geen tijd meer, zijn klok staat stil. Zooals onverschillig zig-zag een uitgekauwd eindje sigaret op ’t witte servet wordt geworpen na den maaltijd, zoo komt zijn opgebruikt lichaam te liggen op het witte doodsbed. En zooals de sigaret vochtig-bruin vergaat, zoo treedt nu de ontbinding in, maar zijn geest blijft ongerept.
De familie belt dan 346, Westerveld, op en de rouwauto brengt het overschot over. Dwars laat men de kist in de vlammen, als middelpunt van het vuur, dat niet kan voortbrengen, wel verteren, het onvruchtbare, waarboven trillend de heete lucht wegsmelt. Maar de geest verheft zich spottend met de wetten van de zwaartekracht, als voortgestuwd door de sterkste krachten, electrische, als was hij een door de electriciteit voortbewogen menschelijk wezen.
Terwijl beneden achterblijft het diepe wijnrood van de ovenwanden, het rose van het doovende vuur en grauwe asch, die stof wordt en verspreid over de aarde, overal op en i n.
De scherven van den kosmos = het stof waartoe alles weerkeert.

G. C.

* * *

Maar de thee, geachte inzender, de thee waarin de scherven liggen, hoe moeten we daarmee? Overigens alle hulde voor de oplossing van de rebus! Maar heeft u dat heusch heelemaal alleen gedaan? Heeft de uitdenker u niet een klein beetje geholpen? Met dat telefoonnummer van VVesterveld bijvoorbeeld? Heeft hij niet, om het zoo maar eens te zeggen, uw pen bestuurd? — Red.

Verbetering. — Sam Swaap is er niet vriendelijk afgekomen in ons ochtendblad: de zetter maakte er van dat hij de finale, met schuring speelde. Het woord Schwung is ook eigenlijk niet Nederlandsch genoeg!
Ook Rosa Spier heeft recht op een aanvulling. Van haar, die reeds zooveel noviteiten voor de harp heeft geïntroduceerd, apprecieerden wij de bedoeling, om weer iets nieuws te brengen.

DE DICHTER EN HET LEVEN.

In het Augustus-nummer van de Nieuwe Gids polemiseert Willem Kloos tegen een zin, dien ik in mijn Letterkundige Kroniek van 11 Juli schreef: „Vele jaren hebben de dichters in trotsche eenzaamheid ver van de wereld geleefd: alleen met hun ziel onder de blauwe oneindigheid, zooals de leuze der Tachtigers was.” Hij vindt het noodig zichzelf en zijn tijdgenooten tegen deze woorden te verdedigen, en beroept zich daartoe zelfs op de „vele honderden brieven ieder jaar”, die hij verzond.
Het gaat hier echter niet om persoonlijke en redactioneele correspondentie (als redacteur-secretaris van een letterkundig maandblad); ook niet om de kwestie of hij wel eens blijk gegeven heeft belang te stellen „in alle groote bewegingen van het staatkundige en maatschappelijke leven”, maar om de houding van den dichter in het algemeen.
Er is geen sprake van, zegt de heer Kloos, dat de uitdrukking „eenzaam met zijn ziel onder de blauwe oneindigheid” iets te maken zou hebben met een „emancipatie” van het leven. „Neen, die veel bekende uitdrukking beteekent eenvoudig dit: een zich gelaten afwenden van de literaire clubs en coterieën dier dagen, die in hun tamelijk zelfvoldaan rhetoriseeren, in hun spelen met geijkte vormen, de Tachtigers stelselmatig op een afstand hielden, omdat deze hun eigen gang wenschten te gaan, en zich geenszins, als aan wetten van Meden en Perzen, konden houden aan de literaire voorschriften, en stelregelen en bedenksels, door een vorig geslacht verzonnen als der letterkunde a. b. c.”
Hoe eenzijdig deze interpretatie is, bemerkt men pas in vollen omvang, als men den geheelen zin, waaraan deze uitdrukking ontleend is, naast dit citaat legt: „Anderen mogen buigen en bidden in bangheid en hoop, alsof zij door de planken der groeve den geur van het paradijs konden erkennen, en den landweg hunner bewegingen beperken tusschen de optrekjes der christen-deugden naar het verschiet der eeuwige zaligheid — zaliger de dichter, die geen drukking boven, noch om zich duldt, die de dingen dezer wereld aan zich voorbij ziet gaan met bewonderende blik, en over allen den schijn zijner eigene schoonheid doende spelen, geen zucht van begeerte laat, als zij wijken — zóó wonderbaar en zoet als het leven dunkt hem de dood — maar die zichzelven godheid en geliefde tevens is, waar hij stormt en juicht, en weent en mijmert, eenzaam met zijn ziel onder de blauwe oneindigheid.”[1]
De dichter, die zichzelven godheid en geliefde tevens is — inderdaad, het behoeft geen nader betoog, dat dit alles van universeeler strekking is dan de schrijver van deze woorden thans toegeven wil.

HENDRIK VAN DER WAL.

  1. Zie Veertien Jaar Literatuurgeschiedenis, door Willem Kloos. Jacques Perk, blz. 11.


De correspondent van het Hbld. te Dusseldorf meldt:
Het Schauspielhaus Dusseldorf, dat onder leiding staat van Gustav Lindeman en Luise Dumont, en dat voor den oorlog herhaaldelijk gastvoorstellingen in Nederland gegeven heeft, zal in den loop van dit jaar deze voorstellingen hervatten. De onderhandelingen zijn reeds aan den gang. Vermoedelijk zal de eerste reis in den herfst van dit jaar ondernomen worden. Er zullen voorstellingen worden gegeven te Amsterdam, Rotterdam en Den Haag. Het speelplan staat nog niet vast. Het gezelschap is voornemens voortaan weer geregeld voorstellingen in Nederland te geven.



Het bestuur der stichting van pastoor Schmeits voor kerkelijke muziek schrijft een prijsvraag uit van duizend gulden voor een Miscompositie voor vierstemmig a capella koor met Credo. De prijsvraag is internationaal; de compositie van een Nederlander heeft echter de voorkeur, tenzij er groot verschil in kerkmuzikale waarde bestaat. Uiterste termijn van inzending 15 September 1922. De jury bestaat uit het bestuur der stichting: pastoor W. P. H. Jansen, kanunnik J. A. S. van Schaik en Joh. Winnubst, benevens de heeren Hubert Cuijpers en Willem Mengelberg, meldt de Tijd.



De Noorsche schrijver Knut Hamsun is 4 Augustus 60 jaar geworden. Hamsun is in Loni (Noorwegen) geboren, was eerst schoenmakersleerling, heeft daarna veel in Europa, Amerika en een deel van het Oosten gereisd en ook een poos met zijn vriend Frank Wedekind in Munchen gewoond.
Pan, Honger en Victoria zijn drie van zijn werken — en van de belangrijkste — die ook in het Nederlandsch vertaald zijn. Pan is wel het allermooiste.



Vrouw en muziek. — Een Engelsch psycholoog heeft een nieuwe classificatie van vrouwenkarakters gevonden, meldt de Hofstad.
De bewonderaarster van Beethoven energiek en loyaal, van Mendelssohn: aanhankelijk en melankoliek; van Chopin: sentimenteel; van Bach: goede huisvrouw en methodisch.



Te Dresden is, 70 jaar oud, overleden de schilder en etser prof. Ludwig Otto. Hij heeft schilderijen en glasschilderingen voor tal van oCaksische kerken gemaakt.



Het prentenkabinet van het Britsch Museum is heropend. Onder de nieuwe aanwinsten is o. a. werk van Cornelis Visscher, Degas, Whistler, Rodin, Pissarro.

Het voornaamste nieuws.

Het hoofdartikel bespreekt de vraag of het altijd wenschelijk is schotschrijverij te vervolgen.

Een tweede hoofdartikel is aan het congres des Esperantisten gewijd.
In een ander artikel heeten wij het congres welkom.

In verband met onze mededeeling over hotels in deze stad verwijzen wij naar de Ingezonden Stukken en de rubriek Residentienieuws.

Gedeputeerde Staten hebben bezwaar op de Haagsche verordening op de Monumenten.

Hendrik van der Wal beantwoordt Kloos’ Literaire Kroniek in de Nieuwe Gids.

Bijzonderheden over de overeenkomst met Duitschland.

De werking van de Merapi heeft een goedaardig karakter.

Plannen voor een Hector Treub-stichting.

De Nederland—Engelandrit voor motorwielrijders begonnen.

In het Bouwnummer bespreekt Jan Wils het grootsche parkplan te Rotterdam, onze medewerker Tinbergen heeft het over den woningnood en de commissies. Er is een reproductie van een groep arbeiderswoningen te Noord-Wijkerhout.

* * *

Morgen zullen Lloyd George en Millerand beslissen over oorlog of vrede met Rusland.

Kamenof vraagt nog ten laatsten male uitsluitsel aan Moskou.

In Warschau bereidt men zich voor op de verdediging.

Italië blijft onzijdig. Sforza spreekt in de Kamer over de verhouding tot Rusland.

Er dreigt een mijnwerkersstaking in het Roergebied.

De Entente heeft bij de Duitsche regeering geprotesteerd tegen het aanhouden van transporten der Geallieerden.

Te Essen heeft morgen een socialistische conferentieplaats.

De raad van den Volkenbond heeft een openbare vergadering gehouden.

INGEZONDEN STUKKEN



HET HOTEL DE OUDE DOELEN.

Mijne Heeren!

Hetzij ons vergund naar aanleiding van Uw artikel „Onze Hotels” in Uw blad van gisterenavond U het volgende op te merken:
Het Hotel de Oude Doelen is door onze Vennootschap in Mei 1917 gekocht oorspronkelijk met de bedoeling om in de plaats er van een nieuw hotel te bouwen.
Na de overname bleek het echter noodzakelijk — aangezien tijdens den oorlog niet tot stichting van een nieuw gebouw kon worden overgegaan — om tal van verbeteringen aan te brengen.
Als directeur zou een bekend buitenlander optreden, wien echter ten gevolge van den oorlogstoestand zulks onmogelijk gemaakt werd.
Daar bovendien over het algemeen in het eerste jaar door dezelfde omstandigheid een te kort aan goed geschoold personeel heerschte, heeft de vennootschap daaronder geleden, te meer waar het bedrijf de belangstelling trok van het publiek en de organisatie van het geheel niet op dezen plotseling grooten omvang van zaken berekend was.
Gedurende de exploitatie bleek ook, dat het gewenscht was, om over een grooter aantal logeerkamers met eigen bad te kunnen beschikken, daar de logiesinkomsten steeds stijgende waren en dit ook thans nog zijn.
Om die reden werd besloten tot verkrijging van aangrenzende perceelen, en is het slechts aan de loopende huurovereenkomsten te wijten, dat de aangekochte perceelen niet hebben kunnen bijdragen tot de rentabiliteit van het in de onderneming vastgelegde kapitaal.
Zoodra de bedoelde perceelen, met name Lange Houtstraat 36, Tournooiveld 6 en Tournooiveld e tot hotel zijn ingericht, en voorts met de gemeente overeenstemming is verkregen tot verbinding der huizen Korte Vijverberg nos. 5 en 6 met het hotel, dan eerst zal de Vennootschap de volle profijten trekken van hare bezittingen.
Eene voorzichtige bedrijfspolitiek brengt mede, dat de voormelde perceelen slechts achtereenvolgens in gebruik genomen worden.
Hiervoor is echter noodig ontruiming dier perceelen en meerder kapitaal, hetwelk bijeen gebracht moet worden.
Men mag nimmer vergeten, dat Hotels voorzien van moderne comfort het algemeen belang dienen en uit den aard der zaak niet te duur mogen zijn, wijl anders het vreemdelingenverkeer de nadeelen hiervan zal ondervinden.
Door de genoemde uitbreiding zullen de exploitatiekosten niet belangrijk vermeerderen, terwijl de inkomsten aanzienlijk zullen stijgen.
Waar het reeds bijna onmogelijk is gebleken om in Amsterdam en Rotterdam gelden beschikbaar te verkrijgen voor moderne hotels — die toch zulk een voorname