Naar inhoud springen

Pagina:Het Yellowstone-Park (1904).djvu/101

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
93

is veel grooter dan men zich gewoonlijk voorstelt. Trouwens ook in ons eigen land speelt die onderaardsche beweging van het water een groote rol, een rol, die men thans, bij het aanleggen van waterleidingen hoe langer hoe meer waardeeren en bestudeeren gaat.

Loopt nu een laag in een berg zóo, dat zij met haar laagsten rand in een dal uitkomt, dan zal het water, dat over de laag heen vloeit, in dit dal te voorschijn komen. Soms ziet men het rechtstreeks uit den rotswand sijpelen, maar waar deze met een dikke humuslaag bedekt is ziet men meestal, in het hoogste deel van het dal een klein moerasje, van waaruit een beek omlaag stroomt. Vloeit geen zichtbare beek in dit moerasje, dan is het duidelijk dat het door een of meer onzichtbare stroompjes gevoed wordt; zijn er echter een of meer aanvoerbeekjes, dan heeft de gewone beschouwer meest geen reden om ook nog aan onzichtbare te denken.

Thans komen de artesische putten aan de orde. Hun water komt onder drukking uit de diepte te voorschijn, het moet dus daar onder drukking staan. De laag, die door talrijke en wijde spleten het water gemakkelijk vervoert, moet van boven en van onderen aan minder gespleten en minder doorlatende lagen grenzen. Evenzoo zijn het bij ons vooral grint- en zandlagen, die als het ware ingesloten zijn tusschen klei, die het water voor de opborrelende putten leveren. De put maakt men in een dal, op grooteren of kleineren afstand van een gebergte- of heuvelenreeks. Niemand zal verwachten dat in een put, geboord op den top van een berg, het water tot aan den rand zal opstijgen. Want terwijl de laag helt, is het het water in de heuvelen dat drukt op