106
De krater is een zeer vlakke kegel met een zeer fraaie terrassen-formatie met tal van zijbekkens, waarin het water blijft staan. Die bekkens zijn omgeven door armsdikke gekronkelde randen. De hoogere, waarin het heete water rechtstreeks valt, hebben krijtwitte randen, de lagere, waarin het water na gedeeltelijke afkoeling vloeit, hebben meest lichtbruine randen, vooral waar zij nog nat zijn. In de eerste bekkens ziet men witte en lichtgele afzettingen, die den bodem met een eigenaardig gevariëerde vegetatie van sintelwieren bedekken; hier zijn de randen hoog opgegroeid en de bekkens dus vrij diep. De koelere bekkens zijn vlakker, minder diep en vol bruine afzettingen in allerlei tinten. Nog verder af, waar de helling veel geringer wordt, zijn vlakke terrassen zonder opstaande randen, trapgewijze afdalend; het water vloeit hier eenvoudig langzaam in een dunne laag over de geheele sintelmassa heen.
Soms is die vlakte te droog; dat hangt er grootendeels van af of de wind de geyserkolom naar de eene zijde of naar de andere zijde waait en dichterbij of verder af doet neervallen. Want de uitbarsting moet elk uur het noodige water voor het overvloeien in het volgend uur leveren. Op dit breede terrassenvlak komen groote vlokken van zwarte geleiachtige wiermassa's voor, die het terrein hier en daar zoo glibberig maken, dat het gevaarlijk is er op te loopen.
Old Faithful staat niet alleen; rondom hem ziet men nog ruim een half dozijn kraters van ongeveer gelijken bouw en ontwikkeling. Zij staan allen op denzelfden breeden heuvelrug, vlak langs de rivier, waarheen dan ook het geyserwater afvloeit. Maar al die buren zijn sinds lang uitgedoofd en onwerkzaam geworden.
De krater is een diep gat op den top van den vlakken