ment voor sterrenkunde, blijven te Washington en hebben daar hunne observatoriën en laboratoriën. Andere onderzoekingen zijn aan bepaalde plaatsen gebonden en worden dus daar uitgevoerd, waar de omstandigheden voor hen het gunstigst zijn. Zoo werd voor een paar jaren het woestijn-laboratorium te Tuscon (spr. Toesonne) in Arizona gesticht, welk laboratorium ik in den loop der maand Juni het voorrecht had te bezoeken. Het heeft ten doel, het planten- en dierenleven te bestudeeren onder de eigendommelijke omstandigheden, die de woestijn met zich brengt. Het is wel geen eigenlijke woestijn, in den zin van een dorre en van plantengroei nagenoeg ontbloote vlakte, zooals ik ze in het zuiden van Californië zag. Het is een streek, waar de regenval geringer is dan de verdamping, en waar dus altijd gebrek aan water bestaat. Dit gebrek aan water beperkt den plantengroei tot drie groepen van gewassen. Ten eerste de kleine, kortlevende eenjarige soorten, die in 't eind van den winter, als er wat regen valt, ontkiemen, en die haar zaad rijpen vóór dat het korte natte seizoen voorbij is en de droogte intreedt. In de tweede plaats vindt men hier de cactussoorten, wier geribt lichaam bij den minsten regen zich vol zuigt met water en de plooien tusschen de ribben bijna uitwischt, zoodat het volume sterk toeneemt, en die dan bij aanhoudende droogte allengs inkrimpen, zoodat eindelijk hun takken slap langs den stam hangen, en het geheel er uitziet als afgestorven. Tal van boomachtige cacti,[1] tot weinige soorten en geslachten behoorend, zag ik in dezen toestand. Naast deze beide groepen staan de
- ↑ Cacti. Meervoud van cactus.