Pagina:Het Yellowstone-Park (1904).djvu/175

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
163
 

Hierdoor komen wij als van zelve tot de vraag, waar men zich dan voorstellen moet, dat het eerste leven ontstaan is. Dit nu is uit den aard der zaak een quaestie die thuis behoort op het gebied van het verre verleden, en dus in de palaeontologie. De leer der voorwereldlijke planten en dieren antwoordt op onze kwestie echter met een groot bezwaar. In fossielen toestand kan men natuurlijk niet verwachten, dat van de bedoelde verschijnselen iets zal zijn overgebleven. Integendeel, er is in het algemeen al een vrij hooge graad van organisatie noodig, zal een plant of dier kans hebben om zijn overblijfselen of indrukken in de gesteenten achter te laten. En die hoogere bouw, gepaard gaande met een grootte, die de eerste levende wezens zeer zeker niet bereikt kunnen hebben, sluit de studie van het bedoelde verschijnsel op palaeontologisch gebied geheel van de ervaring uit.

Wij komen dus hier op een gebied van reine fantasie. Maar niet van een vrije fantasie. Want zij is gebonden aan de bekende feiten, die haar binnen vrij enge grenzen beperken. En met deze beperking kan zij ons van groot nut zijn om ons een nieuwen weg te wijzen, waarlangs wellicht de studie der experimenteele evolutie zou kunnen worden aangevat.

Ik wil thans trachten duidelijk te maken, welke gezichtspunten ons door zulke beschouwingen worden geopend. Daartoe wensch ik een kort beeld te ontwerpen van de theorie van Brooks omtrent het leven op aarde gedurende de oudste tijden, waarvan geen fossielen tot ons zijn gekomen. Deze beschouwing komt mij voor zoo eenvoudig en zoo gemakkelijk te begrijpen te zijn, dat ik geen bezwaar zie haar hier eenigszins in bizonderheden te volgen. Zij gaat natuur-