Pagina:Het Yellowstone-Park (1904).djvu/51

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
45

als de onze, die in onze duinvalleien zoo heerlijk ruikt, maar hier had de plant vrij donker roode bloemen. De andere kwam meer met de Pyrola secunda overeen, daar alle bloemen naar eene zijde van den tros overhingen. Kleinbloemige witte Orchideeën waren talrijk, en een andere plant, een soort van Pedicularis, geleek sprekend op een roode Orchidee met smallen tros, b.v. op een Gymnadenia. Het was de Olifantsbloem, zoo genoemd omdat uit den groenen kelk een kroon uitsteekt, die precies op een olifantskop gelijkt. Men ziet den kop met den eerst omlaag, daarna omhoog gebogen, dunner uitloopenden snuit, en terweerszijden van den kop twee groote olifantsooren, maar van rose kleur. Enkele andere soorten mogen nog genoemd worden. Een kruisbloem als onze Sisymbriums viel op, doordat de lange groene hauwen steeds loodrecht langs den tros naar beneden hingen, inplaats van rechtop te staan. Verder zag ik Asters in alle kleuren, van zuiver blauw tot zuiver rood, zeer talrijk, maar steeds als lage planten, een plantje dat veel op Salomons-zegel geleek, maar niet bloeide (Smilacina), Gnaphalium's, beek-Veronica's, roodbloemige uien, gele Sedums, biezen en bloembiezen, wederikken en grassen, te veel om op te noemen. Langs de beken groeide een fijne smeerwortel met lange smalle helder blauwe bloemen.

Mossen en korstmossen, gallen en vergroeningen zag ik hier en daar in vormen met de onze overeenkomende. Het schildmos of Peltigera, en het bekermos of Cladonia was van onze soorten niet te onderscheiden, evenmin het haarmos of Polytrichum. Op doode boomstammen groeide een fijn vertakt korstmos, als onze grijze Ramalina's, maar geheel zwavelgeel, en daardoor