Naar inhoud springen

Pagina:Het Yellowstone-Park (1904).djvu/57

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
51

elkaar, op de weinig hellende vlakte, regelmatig op, en veranderen zoo het terrein in een stel van zuiver horizontale terrassen. Op elk terras staat een duimbreed water of iets meer, komt er nog meer in, dan vloeit dit naar het volgende terras over. Zoo is de geheele omgeving der beide groote blauwe oogen met ondiepe bassins bedekt, en slechts op een zeer enkele plaats kon men droogvoets er zoo dicht bijkomen, dat men in de diepte der oogen kijken kon.

Ten slotte vloeit al dit water over den heuvelrand omlaag. Daar heeft het een vertikalen wand gevormd, waarlangs het met groote snelheid afglijdt. Dan komt het weer op een hellend gedeelte. Hier is de helling te steil voor de vorming van grootere bassins of bakken, en vloeit het water over talrijke, zeer kleine kommetjes gelijkmatig naar beneden. Ten slotte komt het tegen den rijweg aan en wordt daar door een greppel opgevangen en zijwaarts geleid. Het is dan nog zeer warm.

Kabbelend vloeit het water en het vormt den bodem als het ware naar het beeld zijner beweging. Het natte rotsoppervlak is bedekt met tallooze, grootere en kleinere golvingen, die in de sierlijkste bochten dwars op de stroomrichting staan. De kleinere heuvellijnen worden door het water eenvoudig overstroomd, de grootere houden het een tijd lang tegen en worden zoodoende tot de randen der bassins. Ook op den vertikalen wand ziet men die dwarsche plooien, ofschoon hier de richting van het water meer aanleiding geeft tot het ontstaan van zuilen, die aan stalactieten of wel aan de naast elkander geplaatste pijpen van een orgel herinneren.

Al dit gesteente bestaat uit kalk, die door het water